Op + bezittelijk voornaamwoord + adjectief + st
 
[ 6·4·3·4·i·b·3 ]
 
Het bezittelijk voornaamwoord in deze constructie moet doorgaans congrueren met het onderwerp, naar persoon en getal, bijv.:

(28a) In die jurk ben je op je mooist.
(28b) In die jurk is ze op haar mooist.
(28c) In die jurken zijn ze op hun mooist.

Er zijn evenwel uitzonderingen op deze congruentieregel (bijv. De bollenvelden zijn op z'n mooist in april ) .
     Deze derde constructie voor een overtreffende trap komt voor:

·   in predicatief gebruik, bij een 'interne' vergelijking (vergelijk met de onder 2 genoemde constructie), bijv.:

(29) Die boom is op z'n mooist als hij pas in bloei staat.

Deze derde constructie blijkt echter niet in alle gevallen even gemakkelijk bruikbaar te zijn, vergelijk met zin (29) (en met (21a) hierboven):

(21b) Die weg vind ik op z'n best tussen Sint-Niklaas en Beveren-Waas.   <<twijfelachtig>>



·   in adverbiaal gebruik, bij een 'interne' vergelijking (vergelijk met de constructie onder 2, zin (23b)), bijv.:

(23c) Leo werkt op z'n hardst als hij onder druk staat.

Ook hier is deze constructie niet altijd even goed te gebruiken. Vergelijk met zin (23c) (en met (24b)):

(24c) Deze radio schettert op z'n luidst als je hem niet goed afstemt.   <<twijfelachtig>>

Opmerking 2



    
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina