Het gebruik in het bijzonder
 
[ 5·9·2·3 ]
 
Het gebruik van ieder(e), elk(e), al en alle als determinator
Het predicatieve gebruik van de vormen alle(n), allemaal, alles, ieder en elk
Het zelfstandige gebruik van de vormen iedereen, ieder, eenieder, elk, elkeen, alleman, allen en alles

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina