Genitiefvormen en equivalenten
 
[ 5·8·6 ]
 
1 Het betrekkelijk voornaamwoord wiens is de genitiefvorm van het zelfstandige wie en wordt gebruikt als voorgeplaatste genitief bij een substantief. Het kan beschouwd worden als een bezittelijk betrekkelijk voornaamwoord: net zoals een bezittelijk voornaamwoord geeft het een bezitsrelatie aan tussen de zelfstandigheid genoemd door het kernwoord en die aangeduid door het antecedent. Wiens wordt vooral in geschreven taal gebruikt en dan alleen wanneer het antecedent een mannelijke persoon noemt of ernaar verwijst. Voorbeelden:

(1) Jaak, wiens strafblad een woelig leven verraadt, blonk in de rechtszaal niet uit door ingetogenheid.
(2) Die daar, wiens vrouw jij het hof maakt, schijnt een heel belangrijk man te zijn.
(3) Ken jij een edelman wiens broer in een commune leeft?

Zoals uit deze voorbeelden blijkt, kan het antecedent een naamwoordelijke constituent met een substantivische of een voornaamwoordelijke kern (zie (2)) zijn en wordt wiens zowel in uitbreidende als beperkende (zie (3)) bijzinnen gebruikt.
     De groepen met wiens zijn in de bovenstaande voorbeelden onderwerp of voorwerp, maar ze kunnen ook in voorzetselconstituenten gebezigd worden:

(4) Fred, in wiens flatje wij nog gewoond hebben, is naar het buitenland uitgeweken.

Bij een meervoudig of vrouwelijk enkelvoudig antecedent dat personen aanduidt, wordt wier gebruikt. Deze vorm behoort tot formeel taalgebruik. Voorbeelden:

(5) De studente, wier naam ik alvast genoteerd heb, heeft een verzoek tot uitstel van examen ingediend.   <formeel>
(6) De studenten, tegen wier houding ik bezwaar heb, hoeven niet langer op mijn steun te rekenen.   <formeel>


 
2 Andere genitiefvormen zijn welks en welker. Ze zijn archaïsch . Deze vormen worden als volgt gebruikt:

·   welks: bij een enkelvoudig mannelijk of enkelvoudig onzijdig antecedent dat geen personen aanduidt;

·   welker: bij een meervoudig of vrouwelijk enkelvoudig antecedent dat geen personen aanduidt.
Overigens worden ze op dezelfde manier gebruikt als wiens. Voorbeelden zijn:

(7) Het warenhuis welks adjunct-directeur mij een baan aangeboden heeft, verkeert in een moeilijke financiële situatie.   <formeel>
(8) De kathedraal, welker gewelven door u zo geroemd worden, moet dringend gerestaureerd worden.   <formeel>
(9) De warenhuizen welker bezoekers wij van zins waren te interviewen, hebben ons alsnog alle toestemming verleend.   <formeel>


 
3a Alternatieven voor de genitiefvormen zijn de voorzetselconstituent van wie en het voornaamwoordelijk bijwoord waarvan. Men gebruikt van wie als het antecedent personen aanduidt; waarvan wordt gebruikt voor zaken, soms ook voor personen (vooral in informele taal ; zie hierover ).
     Zowel van wie als waarvan staan (als bindterm) aan het begin van de bijzin, terwijl de naamwoordelijke constituent waar ze betrekking op hebben verderop (in het middenstuk van de bijzin) staat - dit blijkt duidelijk als die constituent zelf niet het onderwerp is; zie bijv. (10b) -; deze scheiding treedt niet op wanneer de naamwoordelijke constituent waarop ze betrekking hebben in een voorzetselconstituent is opgenomen (zie (13b) en (14)). Vergelijk:

(10a) De man wiens stoel ik geschilderd heb, is een verre neef van me.
(10b) De man van wie ik de stoel geschilderd heb, is een verre neef van me.
(11a) De studente, wier naam niet op de lijst voorkomt, zal zich opnieuw moeten laten inschrijven.   <formeel>
(11b) De studente, van wie de naam niet op de lijst voorkomt, zal zich opnieuw moeten laten inschrijven.
(12) De stoel waarvan ik de poten geschilderd heb, komt op mijn studeerkamer te staan.
(13a) De man in wiens stoel ik nu zit, heet Johnny.
(13b) De man in de stoel van wie ik nu zit, heet Johnny.
(14) De stoel op de poten waarvan ik een laklaag aangebracht heb, is uit eikenhout gemaakt.

Constructies als die in de voorbeelden (13b) en (14) maken echter een gewrongen indruk en kunnen het beste vermeden worden.
 
3b In informeel taalgebruik bestaan als equivalent van wiens of wier ook nog combinaties van zelfstandig wie of die met een bezittelijk voornaamwoord (vergelijkbaar met het type Jan z'n (fiets) ):

wie z'n en die z'n (als het antecedent een mannelijke persoon aanduidt) wie d'r en die d'r (als het antecedent een vrouwelijke persoon aanduidt) en wie d'r/die d' r/wie hun/die hun (als het antecedent meer personen aanduidt)

Ze worden niet frequent gebruikt. Voorbeelden:

(10c) De man wie z'n stoel ik geschilderd heb, is een verre neef van me.   <informeel>
(11c) De studente, wie d'r naam niet op de lijst voorkomt, zal zich opnieuw moeten laten inschrijven.   <informeel>
(15) Onze buurman, die z'n vrouw in het ziekenhuis ligt, komt vanavond bij ons eten.   <informeel>
(16) De vrouw, die d'r tas in de tram was blijven liggen, vroeg of ze de afdeling gevonden voorwerpen mocht opbellen.   <informeel>
(17) De jongens, die hun/die d'r huiswerk alweer niet op tijd binnen was, moesten van de meester nablijven.   <informeel>


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina