|
|
Buigingsvormen
|
[ 5·6·3·4 ]
|
1 |
In de standaardtaal komt als genitief van het zelfstandige die
de vorm diens voor, die gebruikt wordt
voor het mannelijk enkelvoud. Deze vorm wordt vooral ter vermijding van
misverstand in plaats van zijn gebruikt. In informele taal
wordt in plaats hiervan een combinatie van
die en een bezittelijk
voornaamwoord gebruikt: die z'n, waarnaast voor
het vrouwelijk enkelvoud en het meervoud die d'r, en voor
het meervoud ook nog die hun bestaat (vergelijk
Jan z'n, enz.
). Voorbeelden:
|
(1)
|
Lukas vroeg Bernard of diens vriend ook was uitgenodigd. (diens
vriend = de vriend van Bernard)
|
|
(2)
|
Ken je Ellen? Die d'r broer studeert in Groningen.
<informeel>
|
|
(3)
|
Ik heb de buren gevraagd of die d'r/die hun kinderen ook
meegingen met het schoolreisje.
<informeel>
|
|
|
2 |
In
formeel
, archaïsch taalgebruik komen als genitieven van het niet-zelfstandige
deze en die de vormen
dezer en
dier voor, die gebruikt worden voor het
meervoud en het vrouwelijk enkelvoud. Voorbeelden:
|
(4)
|
Eén dezer heren heeft zich bereid verklaard het voorzitterschap
op zich te nemen.
<formeel>
|
|
(5)
|
De notulen dier vergadering zijn nog niet gearresteerd.
<formeel>
|
|
|
3 |
In vaste uitdrukkingen komen van deze de vormen
dezer,
dezes en
dezen voor; van die de vormen
dier, dies
en dien. Zo komen bijv. voor:
bij deze(n) ' hierbij, door deze brief'
dezer dagen ' onlangs, binnenkort'
van dien aard ' zodanig'
met alle gevolgen van dien ' met alle gevolgen
daarvan'
wat dies meer zij ' wat hier nog meer bij hoort'
de 20ste dezer ' de 20ste van deze maand'
brenger dezes ' brenger van deze brief'
met dien verstande ' op die voorwaarde'
te dien einde ' met dat doel'
uit dien hoofde ' om die reden'
te dien tijde ' toen'
in dier voege ' zo'
|
|
|
|