Voorzetsel + aanwijzend voornaamwoord
 
[ 5·6·3·3·2 ]
 
Wanneer het geen verwijzing naar personen betreft worden in plaats van combinaties van een voorzetsel met een aanwijzend voornaamwoord meestal voornaamwoordelijke bijwoorden gebruikt (bijv. hierop in plaats van op deze/dit, daarin in plaats van in die/dat) .
     Na een voorzetsel is het gebruik van een sterk beklemtoond aanwijzend voornaamwoord echter wel mogelijk. Voorbeelden:

(8) De meeste stoelen zijn nogal wankel, maar op déze kun je gerust gaan zitten.
(9) Dit schilderij vind ik zo wel mooi, maar om dát moet een andere lijst.

Wordt op deze manier naar personen verwezen (alleen met die), dan hoort het gebruik tot informele taal, bijv.:

(10) Joost? Op die hoef je niet meer te rekenen.   <informeel>

In de standaardtaal zou hier op hem worden gebruikt.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina