De vormen
 
[ 5·6·2 ]
 
schema 5.12 bevat een overzicht van de niet-zelfstandige en schema 5.13 van de zelfstandige vormen van de aanwijzende voornaamwoorden. schema 5.12: De niet-zelfstandige aanwijzende voornaamwoorden.

enkelvoud m.b.t. het -woorden dit, dat; ginds; zulk, zo'n, zulk een
m.b.t. de-woorden deze, die; gene, gindse; zulke, zo'n, zulk een
meervoud deze, die; gene, gindse; zulke

schema 5.13: De zelfstandige aanwijzende voornaamwoorden.

enkelvoud m.b.t. het -woorden dit ( ditte), dat ( datte); ginds; datgene; zulk, zo'n; zulks
m.b.t. de-woorden deze, die; gene, gindse; degene, diegene
meervoud deze, die; gene(n); degene(n), diegene(n); zulke(n)

Niet in de schema's vermeld zijn de buigingsvormen diens, dier, dies, dien, dezer, dezes en dezen , evenmin als zelf, dat een heel eigen plaats inneemt onder de aanwijzende voornaamwoorden .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina