De bezittelijke voornaamwoorden komen op een aantal punten met de
persoonlijke overeen. Ze kunnen buitentekstelijk en binnentekstelijk
verwijzen. Ze worden onderscheiden naar persoon en getal (vergelijk
), naar de mogelijkheid om beklemtoond te worden (volle en gereduceerde
vormen), in de tweede persoon naar het gebruik in een gesprekssituatie
(je- en u-vormen) (vergelijk
) en in de derde persoon naar het genus (vergelijk
).
Op andere punten verschillen de bezittelijke voornaamwoorden van de
persoonlijke. Zo kan men
zelfstandige en
niet-zelfstandige vormen van het
bezittelijk voornaamwoord onderscheiden. In het volgende voorbeeld is
mijn niet-zelfstandig (het fungeert als determinator in de
naamwoordelijke constituent mijn boek), jouwe
zelfstandig (het is zelf kern van een naamwoordelijke constituent, t.w.
het jouwe):
(1)
Dit is niet mijn boek, maar het jouwe.
Verder hebben de bezittelijke voornaamwoorden niet alleen een verwijzende
functie, maar drukken ze ook een 'bezitsrelatie' uit
.
2
In afzonderlijke subparagrafen worden eerst enkele algemene aspecten van
het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord behandeld. Daarna volgen
subparagrafen over de vormen en het gebruik van de niet-zelfstandige
bezittelijke voornaamwoorden van de eerste, tweede en derde persoon.
Vervolgens worden de zelfstandige vormen en enkele archaïsche vormen en
vaste uitdrukkingen besproken. Ten slotte wordt een subparagraaf gewijd aan
het gebruik van het bezittelijk voornaamwoord en het 'possessieve lidwoord'
in bepaalde verbindingen.