|
|
Het gebruik
|
[ 5·2·4·2 ]
|
1a |
Wat het gebruik betreft moet onderscheid gemaakt worden tussen de
je- en u-vormen enerzijds en de ge
-vormen (zie 1b) anderzijds.
Het gebruik van
je- dan wel
u-vormen hangt af van
de verhouding die er bestaat tussen spreker en toegesprokene. De
je- en u-vormen zijn complementair: voor sommige
categorieën van toegesprokenen gebruikt men, mede afhankelijk van de
omstandigheden, de eerste, voor andere de tweede.
Het is niet mogelijk het gebruik van de je- en u
-vormen volledig te beschrijven, daarvoor bestaan er in het Nederlandse
taalgebied teveel streekgebonden, maar vooral maatschappelijke en
persoonlijke verschillen. Bovendien is dit gebruik aan een voortdurende
evolutie onderhevig.
Als algemene regels kunnen gelden:
|
·
men gebruikt je-vormen tegenover jongeren tot ongeveer
achttien jaar, familieleden van dezelfde of een jongere generatie,
vrienden, (goede) kennissen en leden van bepaalde maatschappelijke
groepen waar men zelf toe behoort (bijv. soldaten, studenten);
·
men gebruikt u-vormen tegenover onbekenden (afgezien van
jongeren tot ongeveer achttien jaar), bijv. personen die men toevallig
ontmoet (op straat, in de trein), of personen met wie men contact heeft
in een onpersoonlijke relatie (bijv. in een winkel, op een
inlichtingenbureau).
|
Overigens zijn er alleen tendenties te noemen, die zeker niet het karakter
van vaste regels hebben.
Zo is er de tendentie om tegenover ouderen u-vormen te
gebruiken. Dit geldt (althans in Nederland) bijv. voor familieleden van
een oudere generatie dan de spreker, met name grootouders, ooms en tantes.
Ouders worden door hun kinderen tegenwoordig doorgaans met je
-vormen aangesproken (getutoyeerd); enkele decennia
geleden waren de u-vormen ook in dit geval nog het meest
gebruikelijk.
Verder is er de tendentie om u-vormen te gebruiken tegenover
personen die men als hogergeplaatst of van hoger sociaal niveau ervaart,
bijv. in de werksituatie, maar ook daarbuiten (dokters, geestelijken enz.).
Gebruikt men u-vormen op grond van leeftijdsverschil, dan zal
de toegesprokene meestal met je-vormen antwoorden; gaat het
om een verschil 'hoog-laag', dan zullen wederzijds u-vormen
gebruikt worden.
De keuze tussen je- en u-vormen bij het
aanspreken van onbekenden is afhankelijk van hoe men het begrip
'onbekendheid' interpreteert. Tot voor kort was het algemeen gebruikelijk
om personen die men bij gemeenschappelijke kennissen voor het eerst
ontmoette, met u -vormen aan te (blijven) spreken.
Tegenwoordig komt het steeds meer voor dat men door het kennis maken de
onbekendheid opgeheven acht, en elkaar tutoyeert.
In het algemeen kan gezegd worden dat het gebruik van je
-vormen toeneemt. Daarbij moet wel worden aangetekend dat niet alle
je -vormen precies dezelfde gevoelswaarde hebben. Zo is het
niet ongebruikelijk om tegenover iemand die men niet tutoyeert, toch het
voornaamwoord jullie te bezigen als men 'de toegesprokene en
degenen met wie hij op een of andere manier verbonden is' bedoelt. Er moet
dan echter wel een zekere mate van 'vertrouwelijkheid' tussen de
gesprekspartners bestaan. Gaat die vertrouwelijkheid verder, maar niet
zover dat men zonder enige reserve je-vormen gebruikt, dan
zal men eerder je dan jij en jou
bezigen. De toenemende mate van 'vertrouwelijkheid' in de je
-vormen kan dus weergegeven worden in het volgende schema:
jullie → je → jij/jou
In situaties die duidelijk afwijken van de normale gesprekssituatie,
kunnen andere vormen gebezigd worden dan tussen bepaalde individuen
gebruikelijk zijn. Zo kan men een goede vriend in een vergadering wel met
u (en met formules als meneer de voorzitter)
aanspreken. Afgezien hiervan kunnen je- en u
-vormen niet door elkaar worden gebruikt.
Wat de combinatie van je- en u-vormen met andere
aansprekingen betreft, kan gesteld worden:
|
·
je-vormen gaan samen met het gebruik van de voornaam of van
de achternaam zonder meneer, mevrouw of
aanspreektitel (bijv. leraar tegen leerling). Voorbeelden:
|
(1)
|
Bert, heb je nog aan die plaat gedacht?
|
|
(2)
|
Meeuwisse, ben jij het hiermee eens?
|
·
u-vormen gaan samen met
meneer,
mevrouw of een aanspreektitel (
professor,
dokter,
dominee enz.), al dan niet gevolgd door een familienaam.
Voorbeelden:
|
(3)
|
Meneer Bogaerts, hebben ze u al gezegd dat de vergadering
uitgesteld is?
|
|
(4)
|
Dokter, wilt u eens kijken of mijn oren uitgespoten moeten
worden?
|
|
Voor je met algemene, vage referentie (dat ook gebruikt kan
worden tegenover personen die men met u aanspreekt) (= 'men'):
zie
.
|
|
1b |
De ge
-vormen komen
regionaal
(in het zuiden van Nederland, vooral in Noord-Brabant, en in België, zij
het in het westen in veel geringere mate) voor als aanspreekvormen voor
personen in het algemeen, ongeacht of men in de standaardtaal
je- of u-vormen zou gebruiken.
In religieus taalgebruik zijn de ge-vormen algemeen als
aanspreekvorm voor het Opperwezen. Als
archaïsche vorm
komen ze een enkele keer voor, bijv. in officiële toespraken.
Voorbeelden van de genoemde gebruikswijzen zijn:
|
(5)
|
Gaat ge mee zwemmen?
<regionaal>
|
|
(6)
|
Gij die Uw majesteit toont aan de hemel, gij opent
de mond van weerloze kinderen.
|
|
(7)
|
Mijnheer de promovendus, gij hebt in uw studie blijk gegeven
van een helder inzicht in de problemen.
<formeel>
|
Voor ge met vage, algemene referentie (= 'men'): zie
.
|
|
2 |
In plaats van het meervoudige jullie komt soms
je voor, welke vorm in
schema 5.2 niet goed te plaatsen is. Het
meervoudige je wordt namelijk (als onderwerps- en
niet-onderwerpsvorm) gebruikt in posities die specifiek zijn voor de
gereduceerde vormen, maar daarin kan ook jullie gebruikt
worden. Het meervoudige je wordt alleen gebruikt bij
duidelijke verwijzing naar meer dan één persoon, waarbij de persoonsvorm in
het enkelvoud staat. Men gebruikt je vooral om een opeenhoping
van jullie te vermijden, dus speciaal in opeenvolgende zinnen.
In het begin wordt jullie gebruikt, vervolgens je,
bijv.:
|
(8)
|
Ik weet wel dat jullie graag vroeg vertrekken, maar zou
je niet eerst even helpen opruimen?
|
|
(9)
|
Jullie hebben gehoord wat er gebeurd is en je zult
wel begrijpen dat je zo niet langer door kunt gaan.
Je moet er rekening mee houden dat je (eventueel:
jullie) ernstig in moeilijkheden komt.
|
Opmerking
|
|
|
|