De lidwoorden van bepaaldheid en onbepaaldheid: gebruik in het algemeen
 
[ 4·2 ]
 
1 Voor de verbindbaarheid van de lidwoorden met substantieven geldt in het algemeen het volgende:

·   de wordt gebruikt bij meervoudige substantieven en bij de-woorden in het enkelvoud, bijv.: de mannen (de-woord in het meervoud), de paarden (het-woord in het meervoud), de man (mannelijk de-woord in het enkelvoud), de vrouw (vrouwelijk de -woord in het enkelvoud) ;

·   het wordt gebruikt bij enkelvoudige het-woorden , bijv.: het paard, het huis ;

·   een wordt gebruikt bij telbare substantieven in het enkelvoud, bijv.: een man, een vrouw, een paard, een huis

     Het lidwoord moet dus in getal en genus overeenstemmen met de substantivische kern van de naamwoordelijke constituent waarin het als determinator optreedt.
 
2 De lidwoorden van bepaaldheid leiden in het algemeen een bepaalde naamwoordelijke constituent in, bijv.:

(1) De man van Heleen komt ons ophalen.
(2) Het huis dat je daar ziet is van mijn broer.

Het lidwoord de kan daarnaast ook een generieke naamwoordelijke constituent inleiden, bijv.:

(3) De zebra is gestreept.

Het lidwoord van onbepaaldheid leidt in het algemeen een onbepaalde naamwoordelijke constituent in, bijv.:

(4) Er staat een paard in de wei.

Het lidwoord een kan ook een categoriale naamwoordelijke constituent inleiden, bijv.:

(5) Een zebra heeft strepen.

Het lidwoord een wordt niet gebruikt bij niet-telbare substantieven en bij telbare substantieven in het meervoud (zie 1 hierboven). Dat betekent dus dat onbepaalde en categoriale naamwoordelijke constituenten met een dergelijk substantief als kern, geen lidwoord hebben, bijv.:

(6) We hebben hout gekocht.
(7) Zebra's zijn gestreept.

Opmerking

Voor een uitvoerige behandeling van het gebruik van lidwoorden in naamwoordelijke constituenten zie .
     In de andere subparagrafen van dit hoofdstuk worden bijzondere gebruikswijzen van de lidwoorden van bepaaldheid en onbepaaldheid behandeld, evenals bijzondere gevallen waarin geen lidwoord wordt gebruikt. Niet in dit hoofdstuk opgenomen zijn het zogenaamde possessieve lidwoord (bijv. met de handen in de zak ) en het gebruik bij adjectieven in de overtreffende trap (bijv. (Dat is) het/de mooist(e) ).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina