Categoriale en generieke naamwoordelijke constituenten
 
[ 14·3·2 ]
 
1 Behalve bepaald of onbepaald kan een naamwoordelijke constituent ook categoriaal of generiek zijn. Vergelijk de volgende zinnen:

(1) Er stak een zebra de weg over. (onbepaald)
(2a) Een zebra is gestreept. (categoriaal)
(3a) De Amerikaan werd vandaag luid toegejuicht. (bepaald)
(4a) De Amerikaan heeft een eigenaardig gevoel voor humor. (generiek)

De zinnen (2a) en (4a) illustreren dat determinatoren die een bepaalde of onbepaalde naamwoordelijke constituent kunnen inleiden ook een heel ander type naamwoordelijke constituent, namelijk een categoriale of een generieke naamwoordelijke constituent, kunnen inleiden. We lichten dat nader toe.
     In zin (1) wordt een willekeurige, onbepaalde zebra uit de groep van alle zebra's genoemd. Men heeft het in (1) over een individuele, niet-bepaalde zebra die de weg overstak. Een zebra in (1) noemen we derhalve een onbepaalde naamwoordelijke constituent.
     In zin (2a) wordt gezegd dat elke zebra gestreept is, welke men ook bekijkt. Een zebra duidt hier de categorie zebra's aan. Zin (2a) heeft dan ook dezelfde betekenis als zin (2b):

(2b) Zebra's zijn gestreept. (categoriaal)

Zowel (2a) als (2b) geven aan dat de eigenschap 'gestreept zijn' toekomt aan een willekeurig, en dus aan elk lid van de klasse (= categorie) van zebra's (ofwel aan elke zebra). We noemen een in zin (2a) derhalve lidwoord van categorialiteit en een zebra een categoriale naamwoordelijke constituent.
     In (3a) wordt een bepaalde Amerikaan uit de groep van alle Amerikanen genoemd. Men heeft het hier over een individuele, welbepaalde Amerikaan die vandaag luid werd toegejuicht. De Amerikaan in (3a) is een bepaalde naamwoordelijke constituent. In deze constituent kan de derhalve met nauwelijks enig betekenisverschil vervangen worden door die:

(3b) Die Amerikaan (je weet wel) werd vandaag luid toegejuicht. (bepaald)

In (4a) daarentegen heeft men het over alle Amerikanen samen, over de soort, en zegt men generaliserend over deze soort dat ze een eigenaardig gevoel voor humor heeft. Men abstraheert hierbij van individuele gevallen. Dit betekent dat datgene wat de werkwoordelijke constituent uitdrukt, in dit geval 'een eigenaardig gevoel voor humor hebben', niet hoeft te gelden voor elk lid van de soort, aangeduid door de naamwoordelijke constituent die het onderwerp van de zin vormt. De Amerikaan in (4a) wordt daarom een generieke naamwoordelijke constituent genoemd.
 
2 Het verschil tussen onbepaalde en categoriale constituenten gaat gepaard met bepaalde beperkingen op het combineren van onderwerp en werkwoordelijke constituent. Wat we hiermee bedoelen, zullen we aan de hand van de volgende voorbeelden duidelijk maken.

(5a) Er is kaas gesneden.
(5b) Kaas is een zuivelprodukt.
(6a) Er liggen kralen.
(6b) Kralen maken een effen trui levendiger.
(7a) Kaas is gesneden.   <<uitgesloten>>
(7b) Er is kaas een zuivelprodukt.   <<uitgesloten>>
(8a) Kralen liggen.   <<uitgesloten>>
(8b) Er maken kralen een effen trui levendiger.   <<uitgesloten>>

Vergelijking van de zinnen in (5) en (6) met de zinnen in (7) en (8) laat zien dat er een verband bestaat tussen de keuze van het onderwerp en de werkwoordelijke constituent in een zin en de onbepaaldheid of categorialiteit van het onderwerp; er zijn met andere woorden beperkingen op de combinatorische mogelijkheden van onderwerp en predikaat (werkwoordelijke constituent).
     In (5a) duidt de werkwoordelijke constituent een incidentele eigenschap aan van het onderwerp, dat een onbepaalde constituent is en daardoor in een er-zin kan optreden. Het is mogelijk dat kaas gesneden is, maar het is niet eigen aan kaas dat hij gesneden is. Hetzelfde geldt m.m. voor wat er in (6a) over kralen gezegd wordt. Kralen kunnen ergens liggen, maar het is geen inherente eigenschap van kralen dat ze ergens liggen. Dit verklaart waarom de zinnen (7a) en (8a), die een onderwerp hebben dat als een categoriale naamwoordelijke constituent geïnterpreteerd moet worden, uitgesloten zijn. In deze zinnen wordt namelijk een incidentele eigenschap toegekend aan de hele categorie.
     Omgekeerd zien we dat de werkwoordelijke constituenten in (5b) en (6b) inherente eigenschappen van het onderwerp betreffen en het onderwerp wordt derhalve geïnterpreteerd als een categoriale constituent. De interpretatie van een onbepaalde constituent in combinatie met deze werkwoordelijke constituenten die een inherente eigenschap van het onderwerp noemen, is uitgesloten, zoals de zinnen in (7b) en (8b) illustreren.
     Overigens zijn zinnen als die in (7) en (8) niet altijd niet-grammaticaal, getuige de volgende gevallen:

(9a) Er rollen kralen.
(9b) Kralen rollen.
(10a) Er wordt kaas gemaakt van koemelk.
(10b) Kaas wordt gemaakt van koemelk.

(Zie in verband met het verschil tussen (on)bepaalde en categoriale constituenten ook .)
 
3 Een generieke naamwoordelijke constituent kan soms met behoud van betekenis door een categoriale naamwoordelijke constituent vervangen worden. Dit kan als hetgeen de werkwoordelijke constituent uitdrukt zowel voor de afzonderlijke leden van de soort (aangeduid door de kern van de naamwoordelijke constituent) opgaat, als voor de soort in zijn geheel. Vergelijk (we herhalen (2a) en (4a)):

(2a) Een zebra is gestreept. (categoriaal)
(2c) De zebra is gestreept. (generiek)
(4a) De Amerikaan heeft een eigenaardig gevoel voor humor. (generiek)
(4b) Een Amerikaan heeft een eigenaardig gevoel voor humor. (categoriaal)

In de voorbeelden in (11) en (12) daarentegen geldt niet dat datgene wat voor de soort als geheel van toepassing is, ook opgaat voor ieder lid van die soort afzonderlijk. De onderlinge verwisselbaarheid van een generieke en een categoriale naamwoordelijke constituent is in (11) en (12) dan ook onmogelijk:

(11a) De dollar is gedevalueerd.
(11b) Een dollar is gedevalueerd.   <<uitgesloten>>
(12a) De walvis dreigt uit te sterven.
(12b) Een walvis dreigt uit te sterven.   <<uitgesloten>>

Het uitgesloten zijn van (11b) en (12b) is gemakkelijk te verklaren. Het gezegde 'gedevalueerd zijn' in (11) geldt niet voor afzonderlijke (willekeurige) dollars, maar voor de abstracte monetaire eenheid 'dollar' (de soort). Een individuele dollar kan niet devalueren, zoals een individuele walvis ook niet kan uitsterven. Het gezegde 'dreigen uit te sterven' in (12) is alleen toepasbaar op de soort 'walvis'.
     Op grond van de betekenis zou te verwachten zijn dat een categoriale naamwoordelijke constituent altijd door een generieke vervangen kan worden. Wat voor elk individu afzonderlijk geldt, zou immers ook voor de hele soort moeten gelden. Toch is die vervanging soms moeilijk of onmogelijk. Vergelijk:

(13a) Een gastarbeider heeft het in onze samenleving niet gemakkelijk.
(13b) De gastarbeider heeft het in onze samenleving niet gemakkelijk.
(14a) Een gastarbeider wordt in dat café niet toegelaten.
(14b) De gastarbeider wordt in dat café niet toegelaten.   <<twijfelachtig>>
(15a) Een appel moet je schillen voor je hem opeet.
(15b) De appel moet je schillen voor je hem opeet.   <<uitgesloten>>

Er bestaat blijkbaar een voorkeur om generieke naamwoordelijke constituenten niet te gebruiken in zinnen die wel als algemene uitspraak bedoeld zijn, maar waarin datgene wat door de werkwoordelijke constituent wordt uitgedrukt niet goed voorstelbaar is met betrekking tot de hele soort (aangeduid door de naamwoordelijke constituent waarop de werkwoordelijke constituent betrekking heeft), maar alleen in verband met een individueel lid daarvan. De soort 'gastarbeider' heeft het niet gemakkelijk, maar in een café wordt alleen een individuele gastarbeider wel of niet toegelaten en je kunt alleen een concrete appel schillen.
 
4 Naamwoordelijke constituenten met meervoudige substantieven zonder lidwoord of andere determinator kunnen, net als hun enkelvoudige tegenhanger met een, ook categoriale constituenten zijn. Vergelijk (we herhalen weer enkele zinnen):

(2a) Een zebra is gestreept.
(2b) Zebra's zijn gestreept.
(4b) Een Amerikaan heeft een eigenaardig gevoel voor humor.
(4c) Amerikanen hebben een eigenaardig gevoel voor humor.
(13a) Een gastarbeider heeft het in onze samenleving niet gemakkelijk.
(13c) Gastarbeiders hebben het in onze samenleving niet gemakkelijk.

Naamwoordelijke constituenten met meervoudige substantieven die worden voorafgegaan door het lidwoord de of het, kunnen daarentegen doorgaans niet, zoals hun enkelvoudige tegenhanger met de of het, ook generieke constituenten zijn. In de onderstaande drie voorbeelden zijn (11c), (16b) en (17b) derhalve in een generieke lezing uitgesloten. Vergelijk (zin (11a) is hier herhaald):

(11a) De dollar is gedevalueerd.
(11c) De dollars zijn gedevalueerd.   <<uitgesloten>>
(16a) Het paard is een zoogdier.
(16b) De paarden zijn zoogdieren.   <<uitgesloten>>
(17a) De mens is al meer dan 100.000 jaar oud.
(17b) De mensen zijn al meer dan 100.000 jaar oud.   <<uitgesloten>>

Uit deze voorbeelden blijkt dat bij uitspraken die alleen opgaan voor de abstracte soort en niet voor de leden ervan het gebruik van meervoudige substantieven uitgesloten is. De meervoudige naamwoordelijke constituent die ingeleid wordt door het lidwoord de of het, lijkt meer alle leden van een verzameling te noemen. Deze betekenis komt sterk overeen met de generieke betekenis en in de praktijk wordt het verschil tussen beide dan ook niet altijd gemaakt. Zo zijn (12c) en (18b) bijvoorbeeld niet echt uitgesloten. Vergelijk ((12a) is hier herhaald):

(12a) De walvis dreigt uit te sterven.
(12c) De walvissen dreigen uit te sterven.   <<twijfelachtig>>
(18a) De Hollandse bloemkool wordt naar verschillende landen geëxporteerd.
(18b) De Hollandse bloemkolen worden naar verschillende landen geëxporteerd.   <<twijfelachtig>>

Naamwoordelijke constituenten met een aanwijzend voornaamwoord als determinator kunnen ook generiek zijn. Voorbeelden:

(19) Deze bloemen zijn zo goed als uitgestorven.
(20) Die dingen daar worden uit Duitsland geïmporteerd.


 
5 Tot slot van deze paragraaf zetten we de verschillende gebruiksmogelijkheden van de lidwoorden en het bezittelijke voornaamwoord met betrekking tot (on)bepaaldheid, categorialiteit en generiekheid in schema 14.4 bij elkaar. schema 14.4: De verschillende gebruiksmogelijkheden van de lidwoorden en het bezittelijk voornaamwoord met betrekking tot onbepaaldheid, categorialiteit en generiekheid.

naamwoordelijke constituent
determinator bepaald onbepaald generiek categoriaal
de + +
het + +
een + +
Ø + +
bezit. vnw. + +


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina