Betekeniscategorieën
 
[ 3·3·2·2·ii ]
 
Substantieven uit de volgende betekeniscategorieën zijn meestal de -woorden.

[1]  Persoonsnamen (soortnamen);
     Voorbeelden zijn:

de vader, moeder, broer, tante, leerling, molenaar, violist, naaister, onderwijzeres

. Als uitzonderingen zijn te vermelden: het kind, dat beide geslachten kan aanduiden; het jongmens, dat een mannelijke persoon aanduidt; het mens, het wicht en het wijf , die vrouwen aanduiden. Daarentegen is de mens ('homo sapiens') een de-woord, dat een niet-verbogen onbepaald voornaamwoord voor zich heeft: ieder mens, elk mens .

[2]  Diernamen (soortnamen);
     Voorbeelden zijn:

de leeuw, hond, slang, papegaai, snoek, mier

Als uitzonderingen zijn te noemen de benamingen voor het vee ( het rund, het kalf, enz. ) en verder de of het kameleon en de/het welp.

[3]  Andere betekeniscategorieën:

·   namen van bloemen, bijv. de roos, de lelie, de narcis ;

·   namen van bomen, bijv. de beuk, de berk, de eik ;

·   namen van vruchten, bijv. de appel, de kers, de pruim ;

·   de namen van de jaargetijden: de lente, de zomer, de herfst, de winter ;

·   namen van cijfers, getallen, klanken, letters en muzieknoten, bijv. de twee, de 37 (bijv. ter aanduiding van een bus), de a, de x, de fis, de do ;

·   namen van muziekinstrumenten, bijv. de fluit, de klarinet, de piano, de trompet, de viool (namen van klavierinstrumenten - behalve de piano - zijn alleen of bij voorkeur onzijdig: het clavichord(ium), het harmonium, het klavier, het orgel, het spinet, het/de klavecimbel ).
Opmerking



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina