|
|
Aspectuele functies
|
[ 2·4·8·2·ii ]
|
1 |
Voor het begrip 'aspectualiteit' in het algemeen wordt verwezen naar
.
De aspectuele functie van een werkwoordsvorm wordt ook 'intern-temporeel'
genoemd. In deze functie draagt de werkwoordsvorm niet bij aan een
situering van de werking ten opzichte van het spreekmoment
(extern-temporeel, zie hiervoor
), maar levert een bijdrage aan de aspectualiteit van de zin, dat wil
zeggen: hij geeft mede aan hoe we ons de interne temporele structuur van de
situatie waarop de zin betrekking heeft, moeten voorstellen. Met behulp van
werkwoordstijden kunnen we aangeven dat de werking nog niet voltooid is
(duratief aspect), of juist wel (terminatief
aspect). Voorbeelden:
|
(1)
|
Stefan tekent strips. (duratief)
|
|
(2)
|
John fietste in het Vondelpark. (duratief)
|
|
(3)
|
Vóór het begin van onze jaartelling hadden de Romeinen hun
wereldrijk al uitgebreid tot de Rijn. (terminatief)
|
|
(4)
|
Het heeft vannacht geregend. (terminatief)
|
|
|
2 |
Onvoltooide werkwoordstijden, zoals het presens (onvoltooid tegenwoordige
tijd), imperfectum (onvoltooid verleden tijd), het futurum (onvoltooid
tegenwoordige toekomende tijd) en het futurum praeteriti (onvoltooid
verleden toekomende tijd) geven aan dat de werking nog niet voltooid is en
kunnen zo bijdragen aan duratief (of imperfectief) aspect (maar zie ook
).
Voltooide werkwoordstijden, dat zijn het perfectum (voltooid tegenwoordige
tijd), het plusquamperfectum (voltooid verleden tijd), het futurum exactum
(voltooid tegenwoordig toekomende tijd) en het futurum exactum praeteriti
(voltooid verleden toekomende tijd) kunnen daarentegen aangeven dat de
werking voltooid is en zo bijdragen aan het terminatieve of perfectieve
aspect van een zin (zie
). Ze kunnen de werking als voltooid voorstellen, respectievelijk op, vóór
of na het spreekmoment. De verhouding tot het spreekmoment hoort zoals
gezegd tot de temporele functies van de werkwoordstijden, die van de
aspectuele wel te onderscheiden, maar niet te scheiden zijn.
|
|
3 |
Niet altijd echter stellen de onvoltooide tijden de werking als onvoltooid
voor. Het presens bijvoorbeeld kan ook gebruikt worden als 'historisch
presens', zoals in voorbeeld (5):
|
(5)
|
Vanmorgen kom ik Max op de markt tegen.
|
In dat geval wordt er geen duratief aspect uitgedrukt (zie
). Omgekeerd stellen ook de voltooide tijden niet altijd een werking
als voltooid voor. Als de zin:
|
(6)
|
We hebben hier altijd gewoond.
|
het antwoord is op de vraag: 'Woont u hier al lang?' gaat het 'wonen' nog
door en is er dus geen sprake van terminatief aspect.
|
|
|
|