|
|
Modale functies
|
[ 2·4·8·2·iii ]
|
|
Voor het begrip 'modaliteit' in het algemeen wordt verwezen naar
.
Het imperfectum en het plusquamperfectum, evenals het futurum praeteriti en
het futurum exactum praeteriti kunnen modale functies vervullen, ter
uitdrukking van niet-werkelijkheid, bijvoorbeeld in een conditionele zin
(zie (1)) of in een wenszin (zie (2a)), of om
een voorzichtige omschrijving (zie (3)) te geven. Voorbeelden:
|
(1)
|
Als ik jou was, deed ik het.
|
|
(2a)
|
Kwam hij maar!
|
|
(3)
|
Hoeveel had u gedacht te besteden?
|
Uit deze voorbeelden blijkt dat de werkwoordstijden hier geen temporele of
aspectuele functie hebben (althans niet primair): in (1) en
(2a) kan de werking zelf niet vóór het spreekmoment
gesitueerd worden. Bij het plusquamperfectum in (3) is geen
voltooide werking bedoeld.
Wel kan men stellen dat er in sommige gevallen secundair toch van een
temporele functie sprake is in die zin dat bijvoorbeeld het niet-werkelijk
zijn van een bepaalde werking gesitueerd wordt op (imperfectum) dan wel
vóór het spreekmoment (plusquamperfectum). Vergelijk bijv.
(2b) met (2a):
|
(2b)
|
Was hij maar gekomen!
|
Bij de hierna volgende bespreking van de functies van de werkwoordstijden
worden de modale functies niet ten gronde besproken, doch alleen aangeduid.
Voor een uitvoerige behandeling van de modale functies wordt verwezen naar
.
|
|
|
|