|
|
De stam
|
[ 2·3·2·3 ]
|
1 |
De stam is een geconstrueerd taalelement dat als
hulpmiddel dient voor de bepaling van de vervoeging.
De stam wordt verkregen door de uitgang sjwa of sjwa + n van
de infinitief zoals die wordt uitgesproken, weg te laten.
Een uitzondering vormt het werkwoord
komen, waarvan de stam kom (en niet koom)
is. Staat in de infinitief voor de uitgang een
b,
d,
g,
v, of
z
, zoals in
schrobben,
doden,
zeggen,
leven,
reizen
, dan eindigt de (abstracte) stam dus ook op die medeklinker.
De stam van
gaan is:
ga, van
slaan:
sla, van
staan:
sta, van
zien:
zie, van
doen:
doe en van
zijn:
zij.
|
|
2 |
Veel werkwoordsvormen kunnen van de stam afgeleid worden. Daartoe kan de
stam zonder of met uitgang worden gebruikt. In beide gevallen moet de
abstracte stam 'geconcretiseerd' worden, dat wil zeggen in de gesproken
taal aan de uitspraakregels, in de geschreven taal aan de spellingsregels
aangepast.
Voor de
gesproken taal
betekent dit dat de medeklinkers b,
d, g, v en z die
niet aan het begin van een lettergreep of tussen klinkers staan,
uitgesproken worden als p, t, ch,
f en s volgens de regel van de finale
verscherping
. Bij de zojuist gegeven voorbeelden is dat in de spelling niet te zien
aan
schrob,
zeg en
dood, wel aan
leef en
reis. Hetzelfde geldt voor
schrobt,
zegt,
leeft en
reist. Verder bestaan er in de Nederlandse uitspraak geen dubbele of
verlengde medeklinkers: de vorm doodt (stam + t)
heeft dus dezelfde uitspraak als dood (stam).
Voor de
geschreven taal
zijn de volgende spellingsregels van belang:
|
[1]
De klinkers die voorkomen in de woorden
paar,
keel,
boom en
fuut
, worden enkel geschreven in een open lettergreep (die eindigt op een
klinker) en dubbel in een gesloten lettergreep (die eindigt op een
medeklinker), zodat naast elkaar voorkomen:
infinitief: |
doden
leven |
stam: |
dood
leef |
stam + t:
|
doodt
leeft |
Een uitzondering vormt de u voor w, die altijd
enkel geschreven wordt:
huwen,
huw,
huwt
.
[2]
De medeklinkers b, d en g worden
aan het eind van een lettergreep of voor een medeklinker in dezelfde
lettergreep ook als b, d en g
geschreven (dus niet in overeenstemming met de uitspraak), de medeklinkers
v en z worden in die gevallen vervangen door
f en s (dus in overeenstemming met de uitspraak).
Naast elkaar komen dus voor:
infinitief: |
schrobben
doden
zeggen |
stam: |
schrob
dood
zeg |
stam + t:
|
schrobt
doodt
zegt |
maar:
infinitief: |
leven
reizen |
stam: |
leef
reis |
stam+t: |
leeft
reist |
[3]
Een medeklinker wordt in dezelfde lettergreep nooit dubbel geschreven.
Staat er in de infinitief voor de uitgang -en een
t, dan hebben stam en 'stam + t'dus dezelfde
vorm, zodat naast elkaar voorkomen:
infinitief: |
zetten |
stam: |
zet |
stam+t: |
zet |
|
|
|
3 |
In de volgende subparagrafen wordt de vervoeging van het werkwoord in de
geschreven taal
uiteengezet, waarbij dus de spellingsregels in acht genomen moeten worden.
Waar nodig worden opmerkingen over de uitspraak gemaakt.
Om werkwoordsvormen af te leiden van de stam dienen de volgende stappen
genomen te worden:
|
[a]
bepaal de stam;
[b]
voeg de eventuele uitgang toe;
[c]
pas de spellingsregels toe (zie 2).
|
Ter illustratie dienen de volgende voorbeelden met de werkwoorden
doden,
leven en
zetten
. Hierbij is de abstracte stam weergegeven met gewone lettertekens die de
uitspraak zo goed mogelijk benaderen.
presens eerste persoon enkelvoud (stam):
|
[a] |
dood
|
[a] |
leev
|
[a] |
zet
|
[b] |
- |
[b] |
- |
[b] |
- |
[c] |
dood
|
[c] |
leef
|
[c] |
zet
|
presens derde persoon enkelvoud
(stam +
t
):
|
[a] |
dood
|
[a] |
leev
|
[a] |
zet
|
[b] |
dood+t
|
[b] |
leev+t
|
[b] |
zet+t
|
[c] |
doodt
|
[c] |
leeft
|
[c] |
zet
|
imperfectum enkelvoud (stam +
te
na t, k, s, ch,
p;
de
in andere gevallen):
|
[a] |
dood
|
[a] |
leev
|
[a] |
zet
|
[b] |
dood+de
|
[b] |
leev+de
|
[b] |
zet+te
|
[c] |
doodde
|
[c] |
leefde
|
[c] |
zette
|
|
|
|
|