Lettergreep en klemtoon
 
[ 1·1·4 ]
 
1 Onder een lettergreep (of syllabe) verstaat men een klank of een groep klanken waarin een woord bij het spreken of schrijven verdeeld kan worden, met dien verstande dat een woord ook uit één enkele lettergreep kan bestaan. De kern van een lettergreep is altijd een klinker; minimaal kan een lettergreep door één klinker gevormd worden. In de meeste gevallen wordt die klinker door één of meer medeklinkers voorafgegaan en/of gevolgd. Voorbeelden zijn: o, zo of rol stoel herfst .
     Wanneer een lettergreep eindigt op een klinker spreken we van een open lettergreep: zee zo lopen ; wanneer de klinker gevolgd wordt door één of meer medeklinkers spreken we van een gesloten lettergreep: zeep herfst .
     Voor het spellen van woorden die uit meer dan een lettergreep bestaan, zijn er speciale regels voor het verdelen in lettergrepen, wat van belang is bij het afbreken van woorden aan het einde van een gedrukte of geschreven regel. Die speciale voorschriften voor de verdeling in lettergrepen zijn opgenomen in de officiële Woordenlijst Nederlandse taal (bekend als 'het groene boekje'), waarnaar we hier verwijzen.
 
2 Klemtoon (of accent) berust in het Nederlands op intensiteit (samengaand met lengte) bij de uitspraak. De meeste oorspronkelijk Nederlandse woorden (de zogenaamde oude erfwoorden) hebben de klemtoon op de eerste lettergreep: áppel, bóezem, léver, mólen, húisdeur, lúidheid . Alleen op beginlettergrepen die als kern een sjwa hebben, komt geen klemtoon: verdélen, beóórdelen . In enkele gevallen worden woorden op grond van hun accentuering onderscheiden: vóórkomen versus voorkómen, dóórzoeken versus doorzóeken .
     Woorden van vreemde herkomst (woorden die later ontleend zijn) hebben naast andere kenmerken vaak een voor het Nederlands afwijkend klemtoonpatroon: figúúr, tirán, humáán . In sommige afleidingen van dergelijke woorden verspringt de klemtoon: figúúr - figuránt, tirán - tiranníek, barón - baronés . Ook bij Nederlandse woorden kan dat verschijnsel voorkomen: léraar - lerarés, kóning - koningín . In dergelijke gevallen komt de klemtoon in de afleiding dus op het achtervoegsel te liggen. Een andere vorm van klemtoonverspringing doet zich voor bij gevallen als mísdaad - misdádig, áfstand - afstándelijk, tóepassen - toepásbaar, álcohol - alcohólisch , waarbij het accent verschuift in de richting van het achtervoegsel zonder dat dat achtervoegsel zelf het accent krijgt. Men spreekt hier wel van klemtoonaantrekking door het achtervoegsel. Waar nodig wordt bij de behandeling van de woordvorming op deze verschijnselen gewezen.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina