|
Een uitzondering op de regel dat het onderwerp ik of
wij moet zijn, vormen zinnen als (i):
|
(i)
|
Men zegt dat de economie weer gaat aantrekken.
|
waarin het onderwerp men in combinatie met werkwoordelijke
gezegdes als zeggen, denken, van mening
zijn, enz. uitdrukking geeft aan een vigerende mening, opvatting
enz. De spreker demonstreert met dergelijke zinnen zijn onzekerheid ten
aanzien van de mededeling uit de afhankelijke zin. In (i)
geeft de spreker dus met het gebruik van men zegt aan
dat de mededeling de economie (gaat) weer aantrekken
onzeker is (zie
).
Een tweede uitzondering op de regel dat het onderwerp een persoonlijk
voornaamwoord in de eerste persoon moet zijn, wordt gevormd door zinnen
met de groepsvormende werkwoorden beloven of
dreigen. Voorbeelden:
|
(ii)
|
Het belooft mooi weer te worden.
|
|
(iii)
|
De protestactie dreigde in een handgemeen met de politie uit
te lopen.
|
Naast een verstandsmodaliteit (in beide gevallen wordt de inhoud van de
rest van de zin als onzeker voorgesteld) geven deze werkwoorden ook een
gevoelsmodaliteit weer. Bij beloven verbindt de spreker een
positief gevoel aan de zinsinhoud en bij dreigen een
negatief gevoel.
|
|