Inleiding
 
[ 28·3·1 ]
 
Modaliteiten kunnen met behulp van allerlei grammaticale categorieën tot uitdrukking worden gebracht. Soms behoort een modaal element uit een bepaalde categorie daarbij slechts tot één soort modaliteit (i of ii in schema 28.1/28.2), maar vaak behoort het ook tot beide soorten modaliteit (zie hiervoor ). In dit boek zijn de belangrijkste grammaticale categorieën die met modaliteit in verband worden gebracht:

·   hulpwerkwoorden van modaliteit (zie );

·   werkwoordsvormen met modale functie (zie en );

·   werkwoordelijke en naamwoordelijke gezegdes (zie );

·   bepalingen van modaliteit (zie );

·   de ethische datief (zie ).

     We besteden in de volgende subparagrafen daarom alleen aandacht aan de bovengenoemde grammaticale categorieën. Dit wil echter niet zeggen dat er geen andere mogelijkheden zijn om modaliteiten tot uitdrukking te brengen, zoals bijv. bepaalde zinstypen. Voorbeeld:

(1) Wat een stof ligt hier!

Met de uitroepende zin in (1) brengt de spreker behalve de mededeling dat er een hoop stof ligt, ook zijn verbazing of verontwaardiging hierover tot uitdrukking.
     Verder hebben ook verschijnselen als intonatie en accentuering een modale functie. Ze kunnen in sommige gevallen uitsluitsel geven over de wijze waarop een modaal element geïnterpreteerd moet worden. Vergelijk:

(2a) Ton komt zeker.
(2b) Ton komt, zeker?

In (2a) maakt zeker onderdeel uit van de mededeling. Er is geen pauze of intonatiebreuk tussen komt en zeker. De spreker geeft met het gebruik van deze bepaling van modaliteit aan dat de mededeling overeenkomstig de werkelijkheid is: Tons komst is zeker. In (2b) daarentegen maakt zeker door de vragende intonatie geen deel meer uit van de mededeling, maar vormt er als het ware een soort commentaar op. Met dezelfde bepaling van modaliteit geeft de spreker nu te kennen dat hij niet weet of Tons komst zeker is: Tons komst is dus onzeker.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina