Achterwaartse samentrekking
 
[ 27·5·3·2 ]
 
Toepassing van de algemene regels van resulteert in zinnen als:

(1) Hij zei dat Jos op de bánk (-) en dat Pat op het béd lag.
(2) Hoe kan hij beweren dat Billy korte stóp (-) en dat Jimmy eerste hónkman zou zijn?
(3) Hij vroeg zich af of gewest Noord Bóómsma (-) en of gewest Zuid-Oost Smééts zou kiezen.
(4) Het is de gewoonte dat ik voor hém (-) (-) en dat hij voor míj de kaarten schudt.

Voorbeelden waarin ook stukken van zinsdelen samengetrokken worden:

(5) Hij vroeg me niet of hij een beroep kon doen óp (-) maar of hij gebruik kon maken ván die informatie.
(6) Ik dacht dat Jan twéé (-) en dat Dirk dríe nieuwe boeken had.
(7) Die dame vroeg hoe je naar Wést- en hoe je naar Oóst-Afrika moest reizen.
(8) Jans mededeling morgen niet te kúnnen (-) en ook niet te mógen gaan zwemmen, kwam niet helemaal onverwacht.
(9) Toen ik gisteren mócht (-) en toen ik vanmorgen móest koken, dacht ik daar het mijne van.

Zoals uit de voorbeelden blijkt, krijgen het laatste restant en de parallelle delen in de volgende leden extra klemtoon.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina