|
|
Weglating van de persoonsvorm en een stuk van een zinsdeel
|
[ 27·5·2·2·ii·6 ]
|
|
Op de in
, [4][b] vermelde algemene regel dat er voorwaarts behalve
de persoonsvormen alleen (combinaties van) volledige zinsdelen
samengetrokken kunnen worden, bestaan de hieronder vermelde uitzonderingen.
|
[a]
Telwoorden en/of maataanduiders in de determinator van naamwoordelijke
constituenten kunnen als restant fungeren, terwijl de kern (met eventuele
voor- en nabepalingen) samen met de persoonsvorm weggelaten wordt.
Voorwaarde hiervoor is dat de constituent een zinsdeelfunctie vervult. Is
de maataanduider een voorbepaling in een voorzetselconstituent (zie
) dan kan de voorzetselconstituent weggelaten worden.
Voorbeelden:
|
(58)
|
Jan heeft vier nieuwe boeken en ik (-) één (-).
|
|
(59)
|
Hepke kocht een pond andijvie, maar Nienke (-) vijf
kilo (-).
|
|
(60)
|
De agent stond vijf meter achter de grootvorstin en
de lijfwacht (-) een paar passen (-).
|
[b]
Een zin met achter-pv kan op het inleidende deel na weggelaten worden, als
dat inleidende deel in die zin een zinsdeelfunctie heeft en een vraagwoord
is of er een bevat.
Voorbeelden:
|
(61)
|
Het verschil is: John vroeg wíe ze gezien hadden en
Bill (-) wát (-).
|
|
(62)
|
Hoeveel brood je gekocht hebt, is door Piet
opgeschreven en hoeveel wijn (-) (-) door Jan (-).
|
|
(63)
|
Aan de kleur van zijn ogen kun je zien wat een
muziekliefhebber hij is, en aan de vorm van zijn wangen (-)
wat een smulpaap (-).
|
|
(64)
|
In de ene brief staat hoeveel belasting je moet
betalen en in de andere (-) hoeveel btw (-).
|
|
(65)
|
Karel mag beslissen welke jongens er meegaan en
Hendrik (-) welke meisjes (-).
|
Niet mogelijk is bijv.:
|
(66)
|
Karel besliste dat er twintig jongens mee zouden
gaan en Hendrik (-) twintig meisjes (-).
<<uitgesloten>>
|
De groepen twintig jongens en twintig
meisjes zijn immers geen inleidende delen met een vraagwoord.
[c]
In nevenschikkingen van zinnen waarin de persoonsvormen voorwaarts zijn
samengetrokken, kunnen ook delen van beknopte bijzinnen weggelaten worden,
als die beknopte bijzinnen niet ingeleid worden door een
element met zinsverbindende functie. Bijkomende vereisten voor deze
samentrekking zijn:
|
·
de samengetrokken delen moeten in de bijzin een zinsdeelfunctie vervullen;
·
samentrekking van een werkwoordelijk element vereist samentrekking van
alle eventuele andere werkwoorden (inclusief te
voor een infinitief);
·
samentrekking van een niet-werkwoordelijk deel vereist samentrekking van
de werkwoordelijke delen.
|
Voorbeelden:
|
(67)
|
Jan is van plan vandaag eten te koken en Piet (-)
morgen (-).
|
|
(68)
|
Cees probeerde Walter te imiteren en Simon (-) Theo
(-).
|
|
(69)
|
Joop wil proberen een novelle te schrijven en Peter
(-) een toneelstuk (-).
|
Niet mogelijk zijn bijv.:
|
(70)
|
Jan vroeg zich af wat vandaag te zullen koken en
Peter (-) morgen (-).
<<uitgesloten>>
|
|
(71)
|
Cees probeerde om Walter te imiteren en Simon (-)
Theo (-).
<<uitgesloten>>
|
waarin de beknopte bijzinnen door een vragend voornaamwoord
respectievelijk een voegwoord worden ingeleid, alsook een zin als:
|
(72)
|
Jan is van plan vandaag wijn te kopen en Peter (-)
morgen (-) te verkopen.
<<uitgesloten>>
|
waarin een niet-werkwoordelijk deel weggelaten wordt terwijl de
werkwoordelijke groep resteert.
|
|
|
|
|