|
|
Aard van de leden
|
[ 26·2·2·2·i·2 ]
|
a |
Bij exclusieve disjuncties waarvan het eerste lid de negatieve voorwaarde
voor het tweede noemt (inhoudelijk) (type 'Loop door of je krijgt een
bekeuring': zie
), is het eerste lid altijd een bevel en het tweede een mededelende zin.
Het bevel kan allerlei vormen aannemen, bijv.:
|
(1)
|
Doorlopen! Of je krijgt een bekeuring.
|
|
(2)
|
Eruit! Of er gebeuren andere dingen!
|
|
(3)
|
Handen omhoog of je bent er geweest.
|
|
(4)
|
Opgepast of hij rijdt je omver.
|
|
(5)
|
Stil, of ze horen ons!
|
Het tweede lid kan ook een nevenschikking zijn:
|
(6)
|
Hou op of ik bel de politie en zeg dat ik lastiggevallen word.
|
|
|
b |
Bij exclusieve disjuncties waarvan het tweede lid de negatieve voorwaarde
voor het eerste noemt (beschouwd als uitspraak) (types 'Ga zitten of heb je
geen tijd?' en 'Ga naar boven of hoor je niet goed?': zie
) kan het eerste lid zowel een mededeling zijn als een vraag, een bevel,
een wens, enz. Het tweede lid is altijd een ja/nee-vraag.Het tweede lid kan
ook aansluiten op een samengestelde taaluiting. Het kan een reactie zijn op
twee of meer bevelen, vragen, enz. Voorbeelden:
|
(7)
|
Wil je een borrel of wil je een frisdrank? Of heb je geen dorst?
|
|
(8)
|
Ga naar boven en maak je bed op! Of hoor je niet goed?
|
|
|
c |
Bij exclusieve disjuncties waarvan het tweede lid inhoudelijk de negatieve
voorwaarde voor het eerste noemt (type 'Morgen gaan we wandelen, of het
moest regenen': zie
) moet de of-zin een vorm van het eigenlijk-modale
moeten bevatten.
|
|
d |
Bij niet-exclusieve (herformulerende) disjuncties (zie
) zijn er geen beperkingen op de aard van de zinnen die als leden
fungeren (mededeling, bevel, enz.). Voorbeelden:
|
(9)
|
Hoe oud ben je? Of liever: hoe jong ben je?
|
|
(10)
|
Til die steen maar eens op! Of liever: probeer die steen maar eens op te
tillen.
|
|
(11)
|
Kabouters zijn vriendelijke wezens. Of beter: de kabouters die ik ken,
zijn vriendelijke wezens.
|
Het tweede lid kan ook een ja/nee-vraag zijn waarmee de juistheid van de
formulering die voorafgaat, betwijfeld wordt:
|
(12)
|
Mevrouw, of moet ik zeggen: zuster?
|
|
|
|
|