Inleidende aaneenschakeling
 
[ 26·1·1·3 ]
 
Soms sluit een zin die volgt op en niet aan bij een vorige zin, maar bij de situatie of bij de context. Dit komt vooral in gesproken taal voor. De en-zin leidt bijv. een gesprek in, en is dus situationeel aaneenschakelend in:

(1) En wat had mijnheer gewenst?
(2) En hoe gaat het ermee?
(3) En hier zijn we dan weer met onze spannende quiz!

De volgende zinnen zijn contextueel aaneenschakelend; ze leiden een nieuw deel van een betoog of gesprek in:

(4) En nu gaan we over tot het belangrijkste onderwerp van vandaag: de fotosynthese.
(5) En nu iets anders: waar zijn jullie in de vakantie geweest?


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina