|
In een rangschikkende aaneenschakeling wordt een (vaak temporele)
opeenvolging van de leden uitgedrukt. Bijwoorden en equivalenten daarvan
die het rangschikkend verband helpen uitdrukken zijn bijv.:
eerst
allereerst
vooreerst
ten eerste (ten
tweede, ten derde enz.)
dan
daarna
verder
nog
voorts
vervolgens
eindelijk
ten laatste en
ten slotte
Ze kunnen ook ontbreken. Voorbeelden:
|
(1)
|
Hij kwam, hij zag en hij overwon.
|
|
(2)
|
Ze stak het in haar mond en slikte het (vervolgens) door.
|
|
(3)
|
Breng het water aan de kook, voeg al roerend het sauspoeder toe, laat de
saus vervolgens drie minuten zachtjes doorkoken, en roer er ten slotte een
klontje boter door.
|
De bovenstaande zinnen zijn zogenaamde consecutieve
conjuncties: de leden drukken situaties uit die in de tijd op elkaar
volgen. De temporele geleding kan, behalve door bijwoorden, ook
verduidelijkt worden aan de hand van een omschrijving met bijzinnen van
tijd, bijv.:
|
(4)
|
Ze zette haar bril op en begon te lezen. (= 'Nadat ze haar bril opgezet
had, begon ze te lezen.' = 'Ze zette haar bril op, voordat ze begon te
lezen.')
|
De volgorde van de leden kan echter ook bepaald worden door andere factoren
dan temporele opeenvolging. Voorbeelden:
|
(5)
|
In dit boek worden behandeld: het woord, de constituent, de zin en
verschijnselen die zich op alle drie deze niveaus voordoen.
|
|
(6)
|
De redacteuren zijn - in alfabetische volgorde - G. Geerts, W.
Haeseryn, K. Romijn, J. de Rooij en M.C. van den Toorn.
|
|
|