Aanhangselvragen
 
[ 23·3·4 ]
 
Aanhangselvragen zijn korte vragen die aan een mededeling worden verbonden. Ze worden meestal voorafgegaan door een komma. De combinatie van mededeling en aanhangselvraag is als een vragende zin te beschouwen: de functie van een aanhangselvraag is immers een vraag naar de bevestiging van of instemming met c.q. ontkenning van de inhoud van een mededeling, waarvan men niet zeker weet of deze juist is.
     Als aanhangselvragen komen voor:

·   niet?; is het niet?; nietwaar?; niet dan?; toch?;
     Deze elementen volgen op een bevestigende mededeling; het verwachte antwoord is bevestigend of instemmend.

·   wel?; is het wel?;
     Deze elementen volgen op een ontkennende mededeling; het verwachte antwoord is ontkennend.

·   hè?;
     Dit woord kan in beide gevallen gebruikt worden; het verwachte antwoord is bevestigend na een bevestigende mededeling, ontkennend na een ontkennende mededeling.

     Voorbeelden zijn:

(1) Het is je gelukt, is het niet?
(2) Het is je niet gelukt, is het wel?
(3) Je hebt het goed begrepen, niet(waar)?
(4) Je hebt er niets van begrepen, wel?
(5) Je gaat weg, hè?
(6) Je gaat toch niet weg, hè?


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina