Inleiding
 
[ 23·3·1 ]
 
We onderscheiden hieronder vijf soorten vragende zinnen: ja/nee-vragen, keuzevragen, aanhangselvragen, vraagwoordvragen en echovragen. De in dit boek gebruikte terminologie, die aansluit bij wat het meest gangbaar is, behoeft enige toelichting omdat ze ongelijksoortig is.
     De termen 'ja/nee-vraag' en 'keuzevraag' hebben betrekking op het antwoord dat gegeven kan worden of dat verwacht wordt: een bevestigend c.q. ontkennend antwoord in het eerste geval, een inhoudelijk antwoord in het tweede. Een andere naam voor 'ja/nee-vraag' is 'twijfelvraag'. Deze term gaat uit van het standpunt van de vraagsteller.
     De termen 'aanhangselvraag' en 'vraagwoordvraag' geven een formeel kenmerk van de vraag weer: respectievelijk de aanhechting achter aan een zin en het voorkomen in de vraag van een bepaalde categorie woorden. Naar de functie zijn aanhangselvragen eigenlijk een speciaal soort ja/nee-vragen. Een alternatieve term voor 'vraagwoordvraag' is 'leemtevraag'. Deze term drukt uit dat de vraagsteller verwacht dat met het antwoord een informatieve leemte opgevuld wordt.
     De term 'echovraag' ten slotte is weer van een andere orde: hij zegt niets over het verwachte of te verwachten antwoord of over de vorm, maar geeft alleen aan dat de vraag een soort herhaling, een echo, van een andere vraag is.
     Vragen waar geen antwoord op verwacht wordt, de zogenaamde retorische vragen, worden niet hier behandeld, maar bij de mededelende zin (zie ).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina