|
|
Zijn + te + infinitief
|
[ 22·4·2·3 ]
|
|
De constructie zijn+ te + infinitief betekent
'kunnen of moeten + (passief) deelwoord +
worden'. Voorbeelden zijn:
|
(8)
|
Die bouillon is niet te drinken.
|
|
(9)
|
Het conflict is niet meteen op te lossen.
|
|
(10)
|
Er is nog veel te doen vanavond.
|
Zie verder
. In enkele gevallen komt de constructie ook bij andere werkwoorden dan
zijn voor, met name bij staan en
vallen (zie
), bijv. in de zinnen:
|
(11)
|
Dat staat nog te bezien.
|
|
(12)
|
Het valt niet te ontkennen.
|
|
|
|
|