|
|
Karakterisering
|
[ 22·3·1 ]
|
|
Zogenaamde onechte of onpersoonlijke passieve zinnen, waarin een
grammaticaal onderwerp ontbreekt, komen voor bij onovergankelijke
werkwoorden. Voorbeelden zijn:
|
(1)
|
Er wordt druk gevoetbald.
|
|
(2)
|
Gewerkt zal er (worden)!
|
|
(3)
|
Aan tafel mag niet gerookt worden.
|
|
(4)
|
Over die kwestie wordt nauwelijks nog gesproken.
|
|
(5)
|
Er werd gelachen, gegeten en gedronken.
|
(Ook bepaalde zinnen die in
vermeld zijn, hebben geen grammaticaal onderwerp; zie
Opmerking 2 aldaar.) Voor het al dan niet optreden van het
presentatieve er zie men
.
Als logisch onderwerp wordt steeds een menselijk of een als zodanig
voorgesteld wezen geïmpliceerd. Dit verklaart dat zinnen als de volgende
uitgesloten zijn:
|
(6)
|
Er wordt geregend.
<<uitgesloten>>
|
|
(7)
|
Er wordt geblaat.
<<uitgesloten>>
|
In dit verband wordt ook de reactie van de tweede spreker in het volgende
gesprekje duidelijk (de twee personen staan in de tuin en horen een bepaald
geluid):
|
(8)
|
A: Er wordt gefloten. B: Nee, dat is een vogel.
|
Opmerking
|
Het volgende geval is niet tot de onpersoonlijke passieven te rekenen:
Hier is sprake van een onvolledige zin waaruit het onderwerp is
weggelaten. Naargelang van de context is (ia) aan te
vullen tot:
|
(ib)
|
Dit artikel/de serie/de strip (enz.) wordt vervolgd. --
|
|
|
|
|
|
|