|
|
Het eerste deel van een scheidbaar werkwoord
|
[ 21·3·4·3·ii ]
|
1 |
In beperkte mate kan ook een voorzetselbijwoord als
eerste deel van een scheidbaar werkwoord vooropgeplaatst worden. Een
dergelijke vooropplaatsing gaat gemakkelijker als er expliciet of impliciet
een tegenstelling aangegeven kan worden, wat het duidelijkst is als het
voorzetselbijwoord een antoniem heeft (bijv.
in(voeren) versus uit(voeren)
op(gaan) versus onder(gaan) (van de zon of
de maan)
voor(stemmen) versus tegen(stemmen)
). Voorts is vooropplaatsing gemakkelijker mogelijk als het scheidbare deel
en het werkwoordelijke element vlak bij elkaar staan, respectievelijk op de
eerste zinsplaats en in de eerste pool. Is dat laatste niet het geval, dan
is vooropplaatsing vaak zelfs twijfelachtig tot uitgesloten. Vergelijk:
|
(1a)
|
Mee |gaan| dit jaar alle leerlingen uit de vierde en de vijfde
klas | |.
|
|
(1b)
|
Mee |zijn| dit jaar alle leerlingen uit de vierde en de vijfde
klas |gegaan|.
<<twijfelachtig>>
|
|
(2a)
|
Tegen |stemden| alleen de Groenen.
|
|
(2b)
|
Tegen |zullen| waarschijnlijk alleen de Groenen |stemmen.|
<<twijfelachtig>>
|
Een alternatief voor de (b) -zinnen hierboven is
vooropplaatsing van het ongesplitste infiniete werkwoord (zie
):
|
(1c)
|
Meegegaan |zijn| dit jaar | | alle leerlingen uit de vierde en
de vijfde klas.
|
|
(2c)
|
Tegenstemmen |zullen| waarschijnlijk alleen de Groenen.
|
Met de eerstgenoemde beperking hangt samen dat naarmate het
voorzetselbijwoord wat de betekenis betreft nauwer met het werkwoord
samenhangt, of anders gezegd naarmate de letterlijke betekenis verdwenen is,
de mogelijkheid om het voorzetselbijwoord apart voorop te plaatsen kleiner
lijkt te worden. Vergelijk zin (3) met zin (1)
hierboven en zin (4) met zin (5):
|
(3)
|
Mee |is| hij altijd met elke nieuwigheid |gelopen.|
<<uitgesloten>>
|
|
(4)
|
Over |hebben| we nog 5 schroeven en 6 spijkers.
|
|
(5)
|
Over |heeft| hij ook nooit iets voor een ander.
<<uitgesloten>>
|
Meelopen met in zin (3) betekent 'slaafs
navolgen' en iets overhebben voor in zin (5)
' willen doen'.
Voorbeelden van zinnen met een vooropgeplaatst scheidbaar deel zijn verder:
|
(6)
|
(Ik kom niets te kort, hoor, maar) over |hou| ik óók niets.
|
|
(7)
|
(De grauwsluier is verdwenen en het kunsthistorische waspoeder maakt
witter dan wit: ) over |blijven| stralende en smetteloze -ismen,
dadaïsme, constructivisme, verisme, surrealisme, functionalisme en Bauhaus.
|
|
(8)
|
(in een artikel over het ontstaan van het woord 'fiets': ) (...)
Over |blijft| het verhaal dat 'fiets' een onomatopee zou zijn.
|
Op deze manier kan in (6) het lijdend voorwerp en in
(7) en (8) - voorbeelden uit uiteenzettingen
- het onderwerp duidelijker als informatief belangrijkste gegeven
gepresenteerd worden. In een geval als (7), waar het
onderwerp uit een omvangrijke opsomming bestaat, is de gekozen volgorde
tevens uit stilistisch oogpunt adequater te noemen (deze volgorde wordt
bepaald door het complexiteitsprincipe; zie
).
|
|
2 |
Een scheidbaar deel dat teruggaat op een adjectief of
een substantief, zoals in volladen, buitmaken,
kaartspelen, komt niet gauw alleen op de eerste zinsplaats
voor. Toch is bijv. bij het werkwoord doodgaan wel een zin
mogelijk als:
|
(9)
|
Dood |gaan| we uiteindelijk allemaal.
|
Bij vaststaan is helemaal niet ongewoon de verbinding
vast staat dat (...), bijv.:
|
(10)
|
Vast |staat| dat de burgemeester valsheid in geschrifte
gepleegd heeft.
|
Belangrijk is dat ook deze twee zinnen voldoen aan de aan het begin van
1 genoemde quasi-restrictie dat scheidbaar deel en werkwoord
vlak naast elkaar vooraan in de zin staan.
|
|
|
|