Inherente zinsdelen
 
[ 21·3·4·3·i ]
 
1 Het vooropgeplaatste zinsdeel hoeft niet de informatieve kern van de zin te zijn, zoals in de volgende voorbeelden. Wel kan vooropplaatsing in sommige gevallen samenhangen met een soort impliciete tegenstelling (vergelijk evenals ). We ordenen de voorbeelden naargelang van de functie van het inherente zinsdeel.
    

·   Bepalingen van gesteldheid, zowel in adjectivische vorm als in de vorm van een voorzetselconstituent, bijv.:

(1) (Laten we, voor we weggaan, de kopjes even omspoelen, dan zijn ze weer schoon.) (Nou, ) schoon |zul| je die kopjes nog zo gáuw niet |krijgen|, (er zitten vieze randen aan.)
(2) (Vervolgens was het voorzitterschap aan de orde.) Tot voorzitter |bleek| de meerderheid van de bestuursleden alleen Ján |te willen benoemen.|



·   Noodzakelijke plaats- of richtingsbepalingen, bijv.:

(3) Naar Amsterdam |gaan| we pas mórgen.
(4) (Ze wilden me enige tijd naar Amerika sturen, maar) naar Amerika |ga| ik zeker niet!
(5) Op het tafeltje |lag| een hele stapel tijdschriften.



·   Bepalingen van maat (maatconstituenten), bijv.:

(6) A: (Ik denk dat het ruim twee kilo weegt.) B: Twee kilo |weegt| het beslist niet. (Weeg het maar na.)



·   Noodzakelijke bijwoordelijke bepalingen van hoedanigheid bij werkwoorden als behandelen, bejegenen, enz., bijv.:

(7) (Ze zeiden dat ze hem erg goed behandeld hadden, maar) zo goed |hebben| ze hem daar nu óók weer niet behandeld.



·   Voorzetselconstituenten als deel van een vaste verbinding zoals een werkwoordelijke uitdrukking of als equivalent van een naamwoordelijk deel komen doorgaans niet op de eerste zinsplaats voor (bijv. bij vaste verbindingen als tot stand brengen of in gebruik nemen). Zinnen als de volgende zijn evenwel niet onmogelijk:

(8) Op reis |zijn| we al láng niet meer |geweest. |
(9) (Om 10 uur werd de vergadering voortgezet.) Aan de orde |was| het voorstel tot verhoging van de omzetbelasting.
(10) In orde |komt| het volgens mij nóóit.

Vooral in ambtelijke teksten komen voorts constructies voor als:

(11) In aanmerking |komen| alle studenten die reeds kandidaat in de letteren en wijsbegeerte zijn.



 
2 Het inherente zinsdeel op de eerste zinsplaats is informatief wel het belangrijkst in de volgende voorbeelden (vergelijk met de voorbeelden onder 1):

·   Bepalingen van gesteldheid, bijv.:

(12) Schóón |moet| je die kopjes |proberen te krijgen.| (Zomaar even omspoelen is niet voldoende!)
(13) Knalróód |hebben| ze die ramen |geschilderd. | (Hoe is het mogelijk!? Moet je dat zien!)
(14) Tot vóórzitter |wilden| ze hem |benoemen| in plaats van tot secretaris.



·   Noodzakelijke plaats- of richtingsbepalingen, bijv.:

(15) In díe boom |heeft| ze |gezeten.| (Het is haast niet te geloven.)
(16) Naar Amérika |wilde| hij |gaan|, en alleen daarnaartoe.



·   Bepalingen van maat (maatconstituenten), bijv.:

(17) Twee kílo |weegt| het | |, geen ons meer of minder!
(18) 500 fránk |heeft| dat boek me |gekost!| (En het is niet eens goed!)



·   Noodzakelijke bijwoordelijke bepalingen van hoedanigheid, bijv.:

(19) Héél goed |hebben| ze me daar |behandeld|, voortreffelijk!



·   Voorzetselconstituenten als deel van een vaste verbinding of uitdrukking (alleen met sterke nadruk), bijv.:

(20) ('t Was een erg vervelende zaak. Hoe moest hij dat nu weer aan z'n ouders uitleggen?) In z'n máág |zat| hij ermee!



·   Naamwoordelijke constituenten als deel van een vaste verbinding (bijv.

zaken doen de draak steken (met) beslag leggen (op)

, enz.) komen slechts bij uitzondering op de eerste zinsplaats voor, en meestal alleen als ze sterke nadruk hebben, bijv.:

(21) Kíppevel |krijg| je van zoiets!



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina