|
|
De bepaling van hoedanigheid
|
[ 20·10·14 ]
|
1 |
De bepaling van hoedanigheid duidt aan hoe de door het gezegde
uitgedrukte werking verricht wordt of plaatsvindt.
|
|
2 |
Deze bepaling kan uitgedrukt worden door de volgende taalelementen.
|
[a]
Bijwoordelijke constituenten, bijv. met een van de bijwoord
zo, aldus, hoe, anders,
graag als kern;
Voorbeelden:
|
(1)
|
Hoe moet je dat doen? Zo, of anders?
|
|
(2)
|
Ik doe het heel graag voor u.
|
[b]
Adjectivische constituenten in bijwoordelijke functie;
De mogelijkheden zijn hier zeer ruim. Voorbeelden:
|
(3)
|
Als je computerprogrammeur wilt worden, moet je nauwkeurig
kunnen werken.
|
|
(4)
|
Oom Carel ziet slecht, maar hij hoort nog uitstekend.
|
|
(5)
|
Ik kan niet zo hoog zingen.
|
|
(6)
|
Kees speelde grof.
|
|
(7)
|
De koelie stierf ellendig.
|
[c]
Voorzetselconstituenten;
Ook hier zijn de mogelijkheden ruim. Enkele voorbeelden:
|
(8)
|
Ik doe dit werk met plezier.
|
|
(9)
|
Zonder omwegen kondigde de president aan dat hij in het najaar
af zou treden.
|
|
(10)
|
Deze diplomaten opereren altijd in het geheim.
|
|
(11)
|
Hij beweerde bij hoog en bij laag dat hij gelijk had.
|
Met het voorzetsel op kunnen constituenten met de
substantieven manier of wijze gevormd worden,
bijv.:
|
(12)
|
Op zo'n manier kan ik niet efficiënt werken.
|
|
(13)
|
De secretaris-generaal beledigde zijn gast op grove wijze.
|
|
|
|
|
|