De bepaling van frequentie
 
[ 20·10·4 ]
 
1 De bepaling van frequentie duidt aan hoe dikwijls de door het gezegde uitgedrukte werking plaatsvindt. Deze aanduiding kan precies zijn (bijv. drie keer) of globaal (bijv. vaak).
     Zie ook .
 
2 Om deze bepaling uit te drukken worden de volgende taalelementen gebruikt.

[a]  Bijwoordelijke constituenten, bijv.:

ééns (eens, 'ns) soms herhaaldelijk meermalen dikwijls vaak geregeld gewoonlijk meestal nu en dan vrij geregeld hoe vaak dikwijls genoeg

Voorbeelden:

(1) Hoe vaak heb ik je daar niet voor gewaarschuwd?
(2) Zulke dingen gebeuren tegenwoordig herhaaldelijk.



[b]  Naamwoordelijke constituenten met maal of keer als kernwoord;
     Voorbeelden:

(3) Hij was al twee maal bedrogen.
(4) Ik heb hem wel vijf keer opgebeld.
(5) Een enkele keer een borreltje, dat is niet zo erg.



[c]  Voorzetselconstituenten bestaande uit 'tot + bepaald hoofdtelwoord + maal/keer + toe', bijv.:

(6) Tot drie maal toe hoorden we een zware explosie.

Opmerking



[d]  Bijzinnen van frequentie;
     Deze worden ingeleid door de voegwoorden als of wanneer, die voorafgegaan kunnen worden door telkens, zo dikwijls of zo vaak (vergelijk ook ). Voorbeelden:

(7) (Telkens) wanneer hij een vlinder ziet, pakt Prikkebeen zijn vangnetje.
(8) (Zo dikwijls) als ik de bewaker iets vroeg, haalde hij zijn schouders op.



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina