Types lijdendvoorwerpszinnen
 
[ 20·3·3·3·ii ]
 
We onderscheiden zeven types.

[1]  Als lijdendvoorwerpszin komen vooral bijzinnen met de voegwoorden dat (afhankelijke mededeling) en of (afhankelijke vraag) voor, bijv.:

(1) Ceciel zei dat ze een ongeluk had gehad.
(2) Ik vroeg me af of hij dit nog lang vol kon houden.

Voor of-zinnen in balansschikking zie men type [6].

[2]  Voorbeelden van beknopte bijzinnen met (om) te + infinitief als lijdendvoorwerpszin zijn:

(3) Ik vroeg hem (om) alsnog examen te mogen doen.
(4) Toen beval de koning haar zich over te geven.



[3]  Ook afhankelijke vragen ingeleid door een vraagwoord kunnen als lijdend voorwerp fungeren, bijv.:

(5) Evert heeft me verteld hoe de film is afgelopen.
(6) Ze vroegen me wat ik van plan was.
(7) Ze belde me op wanneer ze op het vliegveld zou aankomen.
(8) Ik wilde weten wie er mee mochten doen.



[4]  Bijzinnen met een voegwoord van voorwaarde kunnen ook als lijdend voorwerp dienst doen; men spreekt hier ook wel van conditionele lijdendvoorwerpszinnen. Een voorbeeld is:

(9) Ze zouden het betreuren als Dries ontslag nam.

In deze zin fungeert het als voorlopig lijdend voorwerp.

[5]  Lijdendvoorwerpszinnen kunnen ook de vorm hebben van een hoofdzin. Meestal gaat het om zinnen in de directe of de zogenaamde semi-directe rede, bijv.:

(10) Hij zei: 'Ik ga met de trein naar Den Haag.'
(11) 'Ga jij soms ook met de trein?', vroeg hij mij.
(12) Hij ging met de trein naar Den Haag, zei hij.
(13) Ging ik soms ook met de trein, vroeg hij mij.

Afgezien hiervan kunnen lijdendvoorwerpszinnen met voor-pv zonder voegwoord ook voorkomen als het gezegde van de hoofdzin geen werkwoord met een communicatief betekenismoment bevat (zie iii hieronder). De mogelijkheden om zinnen van dit subtype te gebruiken zijn in de verschillende delen van het taalgebied niet hetzelfde. Voorbeelden zijn:

(14a) Jullie gaan volgende week verhuizen, hoorde ik.
(14b) Ik hoorde, jullie gaan volgende week verhuizen.
(15a) Het zou haar vast en zeker lukken, voelde ze.
(15b) Ze voelde, het zou haar vast en zeker lukken.
(16a) Ik moest opstappen, begreep ik.
(16b) Ik begreep, ik moest opstappen.

Zowel voor de zinnen in de semi-directe rede als voor dit subtype geldt: lijdendvoorwerpszinnen met voor-pv zonder voegwoord hebben een duidelijke voorkeur voor plaatsing vóór de rompzin, of anders gezegd: op de eerste zinsplaats van de samengestelde zin. Voorzover de (b) -zinnen voorkomen, is dat vooral in gesproken taal .

[6]  Ook of-zinnen in balansschikking kunnen als lijdend voorwerp gebruikt worden. Ze staan altijd op de laatste zinsplaats. Een voorbeeld is:

(17) Ik wist niet beter of het boek was al lang verschenen.



[7]  Een betrekkelijke bijzin met ingesloten antecedent als lijdend voorwerp is bijv.:

(18) Hij waardeert niet voldoende wat er voor hem gedaan is.



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina