Aan het + infinitief; voorzetsel + infinitief
 
[ 18·5·7·4·iii ]
 
Infinitieven die voorafgegaan worden door aan het of door een voorzetsel, kunnen zoals in respectievelijk in vermeld is alleen aan het begin van de eindgroep staan; eindpositie is onmogelijk, tussenplaatsing zoals in (3c) en (4c) kan alleen regionaal (in Belgisch Nederlands):

(1a) Denk jij dat ze al aan het eten zijn?
(1b) Denk jij dat ze al zijn aan het eten?   <<uitgesloten>>
(2a) Maarten zei dat hij 's middags vaak uit wandelen ging.
(2b) Maarten zei dat hij 's middags vaak ging uit wandelen.   <<uitgesloten>>
(3a) Ik denk dat die schuur nu wel op instorten moet staan.
(3b) Ik denk dat die schuur nu wel moet staan op instorten.   <<uitgesloten>>
(3c) Ik denk dat die schuur nu wel moet op instorten staan.   <regionaal>
(4a) De dokter zei dat hij wat vaker uit wandelen zou moeten gaan.
(4b) De dokter zei dat hij wat vaker zou moeten gaan uit wandelen.   <<uitgesloten>>
(4c) De dokter zei dat hij wat vaker zou moeten uit wandelen gaan.   <regionaal>


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina