|
|
Eindgroepen met drie werkwoorden
|
[ 18·5·7·3·iii ]
|
1 |
In groepen bestaande uit een vorm van een hulpwerkwoord van modaliteit +
hebben, zijn of worden (al dan niet met
te) + een deelwoord, kan het deelwoord op drie plaatsen staan:
aan het begin van de eindgroep, helemaal achteraan of tussen de beide
hulpwerkwoorden in; zie respectievelijk de (a) -,
(b) - en (c) -varianten van de volgende
voorbeeldzinnen:
|
(1a)
|
Ze denken dat hij niets gezien kan hebben.
|
|
(1b)
|
Ze denken dat hij niets kan hebben gezien.
|
|
(1c)
|
Ze denken dat hij niets kan gezien hebben.
|
|
(2a)
|
Zou je niet opnieuw tot voorzitter gekozen willen worden?
|
|
(2b)
|
Zou je niet opnieuw tot voorzitter willen worden gekozen?
|
|
(2c)
|
Zou je niet opnieuw tot voorzitter willen gekozen worden?
|
|
(3a)
|
Ze was er erg verbaasd over dat niemand haar geloofd bleek te
hebben.
|
|
(3b)
|
Ze was er erg verbaasd over dat niemand haar bleek te hebben
geloofd.
|
|
(3c)
|
Ze was er erg verbaasd over dat niemand haar bleek geloofd te
hebben.
|
Hoewel alle drie de volgordevarianten in de standaardtaal voorkomen, is de
mate waarin ze gebruikt worden niet in alle
delen van het taalgebied
en niet in alle vormen van taalgebruik dezelfde.
Vooropplaatsing van het deelwoord (zoals in de (a) -zinnen) is
de meest gangbare volgorde in
gesproken taal
in Nederland. Achteropplaatsing (zoals in de (b) -zinnen) komt
vooral in
geschreven taal
voor, het meest in journalistiek taalgebruik (vergelijk ii
1). Tussenplaatsing van het deelwoord komt in Nederland weinig
voor.
In België is tussenplaatsing (zoals in de (c) -zinnen) in de
praktijk juist de gebruikelijkste volgorde, al wordt voor de standaardtaal
vaak de voorkeur gegeven aan een andere volgorde. Net als in Nederland
bestaat er een tendens om (vooral) in
geschreven taal
het deelwoord achterop te plaatsen.
Ook de in ii 1 genoemde ritmische factoren kunnen
van invloed zijn op de keuze van de volgordevarianten. Vergelijk
(4) met (5):
|
(4a)
|
Ik vroeg mij af wanneer hem dat dan vertéld zou zijn.
|
|
(4b)
|
Ik vroeg mij af wanneer hem dat dan zou zijn vertéld.
|
|
(5a)
|
Frans hoopte dat het bericht al aan hen dóórgebeld zou zijn.
|
|
(5b)
|
Frans hoopte dat het bericht al aan hen zou zijn dóórgebeld.
|
Achteropplaatsing van het deelwoord wordt eerder gebruikt als het deelwoord
een scheidbaar werkwoord is (zoals in (5b)), dan wanneer dat
niet het geval is (bijv. (4b)).
|
|
2 |
Als de drieledige eindgroep twee deelwoorden bevat (vergelijk
ii 3), dan zijn de volgende volgordes mogelijk:
|
(6a)
|
De commandant deelde mee dat zijn troepen een andere sector
toegewezen gekregen hadden.
|
|
(6b)
|
De commandant deelde mee dat zijn troepen een andere sector hadden
toegewezen gekregen.
|
|
(6c)
|
De commandant deelde mee dat zijn troepen een andere sector
toegewezen hadden gekregen.
|
|
(7a)
|
Het mag een wonder heten dat we voor die overstroming gespaard
gebleven zijn.
|
|
(7b)
|
Het mag een wonder heten dat we voor die overstroming zijn gespaard
gebleven.
|
|
(7c)
|
Het mag een wonder heten dat we voor die overstroming gespaard
zijn gebleven.
|
Het zelfstandig werkwoord (in (6) toegewezen en
in (7) gespaard) gaat verplicht aan het andere
deelwoord vooraf. De deelwoorden kunnen samen vóór of achter het
hulpwerkwoord van tijd staan, dan wel uiteengeplaatst worden zoals in
(6c) en (7c). Het is voorshands niet
duidelijk welke volgorde de voorkeur heeft.
Opmerking
|
Vergelijkbaar met het zojuist genoemde type zijn gevallen als:
|
(ia)
|
Men gaat ervan uit dat deze nieuw ontdekte nederzetting, die
waarschijnlijk maar enkele tientallen jaren bewoond geweest
is, is gesticht door een Frankische stam.
|
|
(ib)
|
Men gaat ervan uit dat deze nieuw ontdekte nederzetting, die
waarschijnlijk maar enkele tientallen jaren is bewoond
geweest, is gesticht door een Frankische stam.
|
|
(ic)
|
Men gaat ervan uit dat deze nieuw ontdekte nederzetting, die
waarschijnlijk maar enkele tientallen jaren bewoond is
geweest, is gesticht door een Frankische stam.
|
Het betreft hier echter geen werkwoordelijke maar naamwoordelijke
gezegdes. Er bestaat een voorkeur voor uiteenplaatsing van de beide
'deelwoorden' (zoals (ic)). Achteropplaatsing (zoals in
(ib)) is het minst gebruikelijk.
|
|
|
|
|
|