|
|
Eindgroepen met twee werkwoorden
|
[ 18·5·7·3·ii ]
|
1 |
In tweeledige eindgroepen die bestaan uit hebben,
zijn (hulpwerkwoorden van tijd) of worden
(hulpwerkwoord van het passief) en een voltooid of passief deelwoord, zijn
er twee volgordes mogelijk, ongeacht de vorm van het hulpwerkwoord
(persoonsvorm of infinitief): deelwoord - hulpwerkwoord of hulpwerkwoord -
deelwoord. Voorbeelden:
|
(1a)
|
Ik geloof dat hij het gedaan heeft.
|
|
(1b)
|
Ik geloof dat hij het heeft gedaan.
|
|
(2a)
|
Ze vermoedde dat de vergadering al begonnen was.
|
|
(2b)
|
Ze vermoedde dat de vergadering al was begonnen.
|
|
(3a)
|
Zou hij de tekst wel goed gelezen hebben?
|
|
(3b)
|
Zou hij de tekst wel goed hebben gelezen?
|
|
(4a)
|
Geert lijkt zich vergist te hebben.
|
|
(4b)
|
Geert lijkt zich te hebben vergist.
|
|
(5a)
|
Er moest aan de tekst nog heel wat veranderd worden.
|
|
(5b)
|
Er moest aan de tekst nog heel wat worden veranderd.
|
Beide volgordes zijn correct. Het is een wijdverbreid misverstand dat
achteraanplaatsing van het deelwoord, dus zoals in de (b)
-zinnen, beter zou zijn. Wel zijn er, afgezien van individuele verschillen
in voorkeur tussen taalgebruikers, enkele duidelijke algemene tendenties
aan te wijzen in de keuze tussen de beide volgordes.
Allereerst tekent er zich een verschil tussen gesproken en geschreven taal
af. De gebruikelijkste volgorde in
gesproken taal
, zeker in minder formeel taalgebruik, is die met het deelwoord eerst
(zoals in de (a) -zinnen), al is de mate waarin die volgorde
gebruikt wordt niet in alle delen van het taalgebied dezelfde. In
geschreven taal
bestaat er een tendens om vaker de omgekeerde volgorde te gebruiken
(deelwoord achteraan, zoals in de (b) -zinnen). Die tendens is
het duidelijkst in journalistieke teksten.
Een andere factor die bij de keuze voor een bepaalde volgorde een rol kan
spelen, is de accentuering aan het eind van een zin. Vooral de volgende
twee elementen zijn hierbij van belang:
|
·
het zelfstandig werkwoord (hier het deelwoord) is wel of niet een
scheidbaar werkwoord (met klemtoon op het scheidbare eerste deel);
·
vlak vóór de eindgroep staat wel of niet een beklemtoonde constituent.
|
Als het zelfstandig werkwoord (het deelwoord) scheidbaar is, is er meer
neiging de volgorde hulpwerkwoord - deelwoord te gebruiken dan wanneer het
niet-scheidbaar of niet-samengesteld is. Vergelijk (6) met
(7) (de accenttekens geven de hoofdklemtoon aan):
|
(6a)
|
Ik ben blij dat die ijver áángemoedigd wordt.
|
|
(6b)
|
Ik ben blij dat die ijver wordt áángemoedigd.
|
|
(7a)
|
Ik zou willen dat zijn ijver belóónd wordt.
|
|
(7b)
|
Ik zou willen dat zijn ijver wordt belóónd.
|
Hetzelfde geldt voor zinnen met een beklemtoond element vlak vóór de
eindgroep: ook dan wordt vlugger de volgorde hulpwerkwoord - deelwoord
gebruikt dan wanneer de hoofdklemtoon op het deelwoord zelf ligt. Vergelijk
(8) met (9):
|
(8a)
|
In de krant staat dat de politie bij de actie tráángas gebruikt
heeft.
|
|
(8b)
|
In de krant staat dat de politie bij de actie tráángas heeft
gebruikt.
|
|
(9a)
|
Ik blijf bij wat ik gezégd heb.
|
|
(9b)
|
Ik blijf bij wat ik heb gezégd.
|
De genoemde tendensen worden wel in verband gebracht met een streven naar
een (vooralsnog niet exact te beschrijven) evenwichtige klemtoonverdeling
aan het eind van de zin. We kunnen hier dan ook spreken van ritmische
factoren die invloed uitoefenen op de (werkwoord)volgorde.
|
|
2 |
Voorzover het groepsvormende werkwoord komen met een deelwoord
gecombineerd wordt (zie hierover
), is zowel de volgorde deelwoord - komen als de volgorde
komen - deelwoord mogelijk. Het feit dat het hier altijd
combinaties betreft hetzij met een scheidbaar werkwoord als aanvulling,
hetzij met een geaccentueerd element vlak vóór de eindgroep (vergelijk
1), kan de tweede volgorde bevorderen. Voorbeelden zijn:
|
(10)
|
We hoorden hoe Josje schreeuwend naar bóven kwam gelopen.
|
|
(11)
|
Ze zag dat er een polítieauto kwam aangereden.
|
|
|
3 |
Er zijn ook groepsvormende werkwoorden met een voltooid of een passief
deelwoord als aanvulling waarbij dat deelwoord altijdof bij voorkeur aan
het begin van de eindgroep staat. Overeenkomstig de onder 1
vermelde tendensen is de omgekeerde volgorde niet in alle gevallen
uitgesloten te noemen. Deze groepsvormende werkwoorden met hun
plaatsingsmogelijkheden worden behandeld in
. Enkele voorbeelden:
|
(12)
|
Ik hoop dat we voor zo'n ramp gespaard blijven.
|
|
(13)
|
Hij is al lang blij dat zijn appels verkocht raken.
|
|
(14)
|
De Britse troepen zullen een sector toegewezen krijgen.
|
In groepen waarin het zelfstandig werkwoord zelf van een deelwoord (als
groepsvormend werkwoord) afhangt en er dus twee deelwoorden optreden, is er
maar één volgorde mogelijk: zelfstandig werkwoord vóór het groepsvormend
werkwoord. Vergelijk met (14) hierboven:
|
(15a)
|
De Britse troepen hebben een sector toegewezen gekregen.
|
|
(15b)
|
De Britse troepen hebben een sector gekregen toegewezen.
<<uitgesloten>>
|
|
|
|
|