|
|
Willen
|
[ 18·5·4·4·iii·e ]
|
|
|
(47)
|
Wij willen hier graag blijven wonen. ('wensen')
|
|
(48)
|
Waar wil hij zoveel geld vandaan halen? ('denken te
kunnen')
|
|
(49)
|
Wil ik de deur even openmaken? ('zullen') (zie
iif, 5)
|
Vragende zinnen met willen kunnen een verzoek uitdrukken:
|
(50)
|
Wilt u me maar volgen?
|
|
(51)
|
Wil je het raam even openzetten?
|
Opmerking 3
|
De vaste uitdrukking dat wil zeggen betekent 'dat
betekent'.
|
|
Vergelijk met moeten (voorbeeld (9)).
|
|
|
|