|
|
Moeten
|
[ 18·5·4·4·iii·b ]
|
|
|
(6)
|
De hond moet eten hebben. ('het is nodig dat...')
|
|
(7)
|
De hond moet doen wat de baas wil en niet omgekeerd. ('
verplicht zijn')
|
|
(8)
|
We moeten nog heel wat werk verzetten, voordat dit
boek klaar is. ('genoodzaakt zijn')
|
|
(9)
|
Moeten jullie ook koffie hebben? ('willen')
<informeel>
|
|
(10)
|
Moet je horen/luisteren! ('Hoor/luister eens!')
|
Opmerking 1
|
In een zin als de volgende, waar moeten zonder infinitief
voorkomt, maar waar hebben toegevoegd kan worden (zij het
niet in de betekenis 'krijgen' zoals bij de gevallen in iv,
[5]), is de betekenis veeleer 'lusten':
|
(i)
|
Ik moet geen koffie. ('Ik lust geen koffie')
<informeel>
|
|
|
Vergelijk ook met kunnen (voorbeeld (4)
hierboven), mogen (voorbeelden (37) t.e.m.
(39) hieronder) en zullen (voorbeelden
(52) t.e.m. (54) hieronder).
|
|
|
|