|
|
Parallellie met een tegenwoordig-deelwoordconstructie
|
[ 17·5·2 ]
|
|
Naast de absolute met-constructie is in veel gevallen een
constructie mogelijk (zij het niet altijd even gebruikelijk) met het
tegenwoordig deelwoord hebbend(e), die qua betekenis gelijk is
aan de betreffende met-constructie. Vergelijk:
|
(1a)
|
Met slechts twee gulden op zak (ging hij van huis.)
|
|
(1b)
|
Slechts twee gulden op zak hebbend (ging hij van huis.)
|
|
(1c)
|
Hij heeft slechts twee gulden op zak.
|
|
(2a)
|
Met de zegen van de paus (vaar je rechtstreeks ten hemel.)
|
|
(2b)
|
De zegen van de paus hebbend (vaar je rechtstreeks ten hemel.)
|
|
(2c)
|
Hij heeft de zegen van de paus.
|
|
(3a)
|
Met Einstein voor ogen (begon Jeanine natuurkunde te studeren.)
|
|
(3b)
|
Einstein voor ogen hebbende (begon Jeanine natuurkunde te
studeren.)
|
|
(3c)
|
Jeanine heeft Einstein voor ogen.
|
Corresponderend met de absolute met -constructie (in de
voorbeelden de (a) -zin) bestaat er, zoals de voorbeelden in
(1) t/m (3) demonstreren, een
tegenwoordig-deelwoordconstructie met hebbend (in de
voorbeelden de (b) -zin), die weer correspondeert met een
gewone zin (in de voorbeelden de (c) -zin), waarin
hebben het hoofdwerkwoord is.
De parallellie met deze tegenwoordig-deelwoordconstructie gaat echter lang
niet altijd op. Wanneer het andere element in het complement van
met niet, zoals in de bovenstaande voorbeelden, een
voorzetselconstituent is, maar bijv. een adjectivische constituent, bestaat
er geen parallelle constructie met het tegenwoordig deelwoord
hebbend(e). In zulke gevallen is dan wel een
tegenwoordig-deelwoordconstructie denkbaar (zij het in de praktijk niet
gebruikelijk) met het tegenwoordig deelwoord zijnd(e).
Vergelijk:
|
(4a)
|
Met de helft van de ploeg dronken (kunnen we niet winnen.)
|
|
(4b)
|
De helft van de ploeg dronken zijnde (kunnen we niet winnen.)
<<twijfelachtig>>
|
|
(4c)
|
De helft van de ploeg is dronken.
|
|
(5a)
|
Met de cavia dood (was Jantje ontroostbaar.)
|
|
(5b)
|
De cavia dood zijnde (was Jantje ontroostbaar.)
<<twijfelachtig>>
|
|
(5c)
|
De cavia is dood.
|
Bij de voorbeelden in (4) en (5)
corresponderen de (c) -zinnen opnieuw met de
tegenwoordig-deelwoordconstructie. In deze voorbeelden fungeert
zijn als hoofdwerkwoord van de gewone zin.
Ook wanneer het andere element een deelwoord is (zie (6)),
of een naamwoordelijke constituent ingeleid door als (zie
(7)), is een parallelle deelwoord-constructie vaak
twijfelachtig of uitgesloten:
|
(6a)
|
Met de luiken gesloten (zag het huis er verlaten uit.)
|
|
(6b)
|
De luiken gesloten zijnde (zag het huis er verlaten uit.)
<<uitgesloten>>
|
|
(7a)
|
Met Maarten als voorzitter (duurt de vergadering nooit lang.)
|
|
(7b)
|
Maarten als voorzitter hebbend (duurt de vergadering nooit lang.)
<<uitgesloten>>
|
In de voorbeelden in (1) t/m (3) zagen we dat
er een absolute met-constructie mogelijk is die correspondeert
met een zin waarin hebben het hoofdwerkwoord is. Wanneer de
absolute met-constructie echter gerelateerd moet worden aan
een zin waarin hebben of zijn als hulpwerkwoord
fungeren, is ze meestal onmogelijk. Vergelijk de (a) -,
(b) - en (c) -zinnen in de onderstaande
voorbeelden. De (a) -zinnen bevatten een absolute
met-constructie, de (b) -zinnen de
tegenwoordig-deelwoordconstructie die ermee zou moeten corresponderen en de
(c) -zinnen de overeenkomstige gewone zinnen waarin
hebben of zijn als hulpwerkwoord fungeren.
|
(8a)
|
Met de kaas opgegeten (hadden we alleen de worst nog over.)
<<uitgesloten>>
|
|
(8b)
|
De kaas opgegeten hebbende (hadden we alleen de worst nog over.)
<<uitgesloten>>
|
|
(8c)
|
We hebben de kaas opgegeten.
|
|
(9a)
|
Met Jan weggegaan (is het een stuk minder gezellig.)
<<uitgesloten>>
|
|
(9b)
|
Jan weggegaan zijnde (is het een stuk minder gezellig.)
<<uitgesloten>>
|
|
(9c)
|
Jan is weggegaan.
|
Ook is de absolute met -constructie onmogelijk als ze
gerelateerd moet worden aan een zin waarin het werkwoord en het andere
element uit de absolute met -constructie een min of meer vaste
verbinding vormen, bijv.:
|
(10a)
|
Met hem te pakken (hebben we eindelijk rust.)
<<uitgesloten>>
|
|
(10b)
|
We hebben hem te pakken.
|
Opmerking 1
|
De bovenstaande regels moet men met enige omzichtigheid hanteren. Het
gaat hier meer om tendenties, dan om wetten van Meden en Perzen. Zo
hebben de onderstaande voorbeelden, waarin er sprake is van
respectievelijk een deelwoord (zie (i)) en een
naamwoordelijke constituent ingeleid door als (zie
(ii)) weer wel een parallelle deelwoordconstructie:
|
(ia)
|
Met de haren gewassen (voelde hij zich een stuk frisser.)
|
|
(ib)
|
De haren gewassen hebbend (voelde hij zich een stuk frisser.)
|
|
(iia)
|
Met een BMW als auto (rijd je een stuk sneller.)
|
|
(iib)
|
Een BMW als auto hebbend (rijd je een stuk sneller.)
|
Omgekeerd geldt ook dat, wanneer het andere element in de absolute
met-constructie, zoals in de voorbeelden (1)
t/m (3), wel een voorzetselconstituent is, er toch niet
altijd een parallelle constructie met hebbend mogelijk is.
Vergelijk:
|
(iiia)
|
Met de deur op een kier (is het niet zo donker in de kamer.)
|
|
(iiib)
|
De deur op een kier hebbend (is het niet zo donker in de
kamer.)
<<uitgesloten>>
|
|
(iva)
|
Met José achter het stuur (voelt Pedro zich veilig.)
|
|
(ivb)
|
José achter het stuur hebbend (voelt Pedro zich veilig.)
<<uitgesloten>>
|
Waardoor het ene voorbeeld wel kan en het andere niet of het ene
voorbeeld beter is en het andere weer wat minder, is vooralsnog niet
duidelijk.
|
|
Opmerking 2
|
Het voorzetsel met en het tegenwoordig deelwoord
hebbend kunnen niet samen voorkomen, bijv.:
|
(i)
|
Met de handen in het haar hebbend (zat Vincent
achter zijn bureau.)
<<uitgesloten>>
|
|
(ii)
|
Met de kinderen op school hebbend (is het lekker
rustig in huis.)
<<uitgesloten>>
|
|
|
|
|
|
|