Het onbepaald voornaamwoord al
 
[ 14·5·2·2 ]
 
Dit type voorbepaling komt voor in naamwoordelijke constituenten met als kern zelfstandig gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden met ingesloten antecedent en zelfstandig gebruikte aanwijzende voornaamwoorden die door een bepaling in de vorm van een betrekkelijke bijzin gevolgd worden (zie respectievelijk en ), bijv.:

(1) al wat
(2) al wie
(3) al diegenen (die (...))
(4) al datgene (wat (...))


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina