Afleiding door middel van een combinatie van een voorvoegsel en een achtervoegsel
 
[ 12·4·2·4 ]
 
Bij de afleidingen met een substantief als grondwoord horen een aantal vormingen die uiterlijk gelijk zijn aan een voltooid deelwoord, hoewel er geen werkwoord aan beantwoordt. Ze worden pseudo-deelwoorden genoemd. Bij de eerste twee types ligt het accent op het substantief.

[1]  Het voornaamste type is: ge + substantief + d/t, bijv.:

gebekt, gedast, gejast, gelaarsd, (on)gemanierd, gemijterd, gerokt, gespierd, gespoord.

De betekenis van dergelijke woorden is 'voorzien van het door het substantief genoemde'. (Zie ook bij de samenstelling .) Een aantal afleidingen hebben echter de betekenis 'het uiterlijk of de vorm hebbend van wat het grondwoord noemt', bijv. gemarmerd (papier), (een) gevorkte (staart), geveerd, gevind, getand (deze laatste drie als term uit de plantkunde gezegd van bladeren).

[2]  Analoge vormingen zijn: be, ver + substantief + d/t, bijv. (eng) behuisd (zijn); verkikkerd (zijn op) (= 'verzot, dol zijn op').
     Vergelijk verder met de afleidingen van werkwoorden .

[3]  Van een reeks niet-Nederlandse woorden ten slotte worden 'geleerde' adjectieven gevormd van het type: ge + substantief + eerd, bijv.:

geaccidenteerd (gezegd van een terrein), geaffecteerd (gezegd van spreken), gedesillusioneerd, gerenommeerd, geroutineerd.

Bij dit type ligt het accent op -eerd.

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina