Het achtervoegsel -loos
 
[ 12·4·2·3·5·h ]
 
Door toevoeging van onbeklemtoond -loos aan een substantief worden adjectieven gevormd met als betekenis 'zonder -'. Voorbeelden van dit productieve type zijn:

accentloos, autoloos, bodemloos, draadloos, kritiekloos, liefdeloos, naadloos, pijnloos, seksloos, talentloos.

In een aantal afleidingen met een grondwoord dat op een medeklinker eindigt, treedt vóór het achtervoegsel een sjwa op. Het is niet duidelijk wanneer dat precies het geval is. Bij sommige afleidingen kan de gedachte aan een meervoud aanwezig zijn, bijv. zorgeloos, tandeloos, wolkeloos (naast het laatste voorbeeld komt ook wel de vorm wolkenloos voor - vergelijk met afleidingen als handenloos, vriendenloos, tranenloos, klassenloos ). Soms betreft het oudere woorden, zoals hulpeloos, mateloos, nodeloos, vruchteloos . Een tussenklank is in elk geval uitgesloten als het grondwoord op l, r of op een sjwalettergreep eindigt, bijv. doelloos, eerloos, gewetenloos . Onregelmatige vormingen zijn verder: bladerloos (naast: bladloos), kinderloos, hersenloos wrijvingsloos vaderlandsloos weerstandsloos (de beide laatste als minder gebruikelijke nevenvormen van respectievelijk vaderlandloos, weerstandloos) handenloos, vriendenloos, tranenloos, klassenloos hulpeloos, mateloos, nodeloos, vruchteloos achteloos, beweegloos, duldeloos, reddeloos (het grondwoord hersenen is een zogenaamd plurale tantum).
     Soms bestaan er twee vormen naast elkaar, met betekenisverschil. Gewoonlijk hebben de varianten met sjwa een figuurlijke betekenis, die zonder sjwa een letterlijke. We noemen de volgende paren:
     nameloos ('onuitsprekelijk groot, erg', bijv. een nameloze ellende ) - naamloos ('zonder naam, anoniem', bijv. een naamloze vennootschap );
     smakeloos ('niet van goede smaak getuigend', bijv. een smakeloze grap ) - smaakloos ('zonder smaak');
     zinneloos ('zonder zinnen; krankzinnig; dwaas') - zinloos ('zonder zin, betekenis');
     zouteloos ('zonder pit, niet geestig', bijv. een zouteloos gesprek ) - zoutloos ('zonder zout', bijv. een zoutloos dieet )
     Naast belangeloos ('onbaatzuchtig', bijv. in: zijn belangeloze medewerking) staat evenwel, met een letterlijke betekenis, onbelangrijk.
     De vorm werkeloos wordt gebruikt zowel in de betekenis 'zonder werk, geen werk hebbend' als in de betekenis 'zonder iets te doen' (bijv. werkeloos toezien ). De vorm werkloos ('zonder werk') is de gewone vorm in geschreven taal .
     Niet tot het productieve procédé behoren geïsoleerde woorden als bewusteloos en formaties met een werkwoord als grondwoord, zoals achteloos, beweegloos, duldeloos, reddeloos .
     Vergelijk verder met samenstellingen met als tweede lid de adjectieven -arm, -vol of -vrij .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina