|
Door toevoeging van onbeklemtoond -loos aan een substantief
worden adjectieven gevormd met als betekenis 'zonder -'. Voorbeelden van
dit productieve type zijn:
accentloos,
autoloos,
bodemloos,
draadloos,
kritiekloos,
liefdeloos,
naadloos,
pijnloos,
seksloos,
talentloos.
In een aantal afleidingen met een grondwoord dat op een medeklinker eindigt,
treedt vóór het achtervoegsel een sjwa op. Het is niet duidelijk wanneer
dat precies het geval is. Bij sommige afleidingen kan de gedachte aan een
meervoud aanwezig zijn, bijv.
zorgeloos,
tandeloos,
wolkeloos
(naast het laatste voorbeeld komt ook wel de vorm
wolkenloos voor - vergelijk met afleidingen als
handenloos,
vriendenloos,
tranenloos,
klassenloos
). Soms betreft het oudere woorden, zoals
hulpeloos,
mateloos,
nodeloos,
vruchteloos
. Een tussenklank is in elk geval
uitgesloten
als het grondwoord op l, r of op een
sjwalettergreep eindigt, bijv.
doelloos,
eerloos,
gewetenloos
. Onregelmatige vormingen zijn verder:
bladerloos (naast: bladloos),
kinderloos,
hersenloos
wrijvingsloos
vaderlandsloos
weerstandsloos (de beide laatste als minder gebruikelijke
nevenvormen van respectievelijk vaderlandloos,
weerstandloos)
handenloos,
vriendenloos,
tranenloos,
klassenloos
hulpeloos,
mateloos,
nodeloos,
vruchteloos
achteloos,
beweegloos,
duldeloos,
reddeloos
(het grondwoord hersenen is een zogenaamd plurale tantum).
Soms bestaan er twee vormen naast elkaar, met betekenisverschil. Gewoonlijk
hebben de varianten met sjwa een figuurlijke betekenis, die zonder sjwa een
letterlijke. We noemen de volgende paren:
nameloos ('onuitsprekelijk groot, erg', bijv.
een nameloze ellende
) - naamloos ('zonder naam, anoniem', bijv.
een naamloze vennootschap
);
smakeloos ('niet van goede smaak getuigend', bijv.
een smakeloze grap
) - smaakloos ('zonder smaak');
zinneloos ('zonder zinnen; krankzinnig; dwaas') -
zinloos ('zonder zin, betekenis');
zouteloos ('zonder pit, niet geestig', bijv.
een zouteloos gesprek
) - zoutloos ('zonder zout', bijv.
een zoutloos dieet
)
Naast
belangeloos ('onbaatzuchtig', bijv. in: zijn belangeloze
medewerking) staat evenwel, met een letterlijke betekenis,
onbelangrijk.
De vorm
werkeloos wordt gebruikt zowel in de betekenis 'zonder werk, geen
werk hebbend' als in de betekenis 'zonder iets te doen' (bijv.
werkeloos toezien
). De vorm
werkloos ('zonder werk') is de gewone vorm in
geschreven taal
.
Niet tot het productieve procédé behoren geïsoleerde woorden als
bewusteloos en formaties met een werkwoord als grondwoord, zoals
achteloos,
beweegloos,
duldeloos,
reddeloos
.
Vergelijk verder met samenstellingen met als tweede lid de adjectieven
-arm, -vol of -vrij
.
|
|