|
Door middel van het achtervoegsel -iaans, dat het woordaccent
draagt, worden adjectieven afgeleid van eigennamen van zowel mannelijke als
vrouwelijke personen (vergelijk -esk
). Voorbeelden van dit productieve procédé zijn:
Brechtiaans,
Bruegheliaans,
Cartesiaans,
Freudiaans,
Hegeliaans,
Hooftiaans,
Kantiaans,
(neo-)malthusiaans,
Vondeliaans,
Wagneriaans,
Walteriaans.
De betekenis van het achtervoegsel is '(als) van, in de trant van -'. Net
als de adjectieven op -esk kunnen dergelijke afleidingen als
'geleerde' formaties gelden.
Bij woorden die op een ie-klank, -ia of
-ius eindigen, komt -iaans daarvoor in de plaats,
bijv. respectievelijk
Chomskyaans (met behoud van de y in de spelling),
Zwingliaans;
Victoriaans,
Theresiaans
en het van een niet-persoonsnaam afgeleide
Utopiaans;
ambrosiaans,
gregoriaans
. Grondwoorden op -us krijgen als vormvariant van het
achtervoegsel -aans, dat in de plaats komt van
-us, bijv.
Copernicaans,
franciscaans
. Daartegenover staan echter gevallen als
Erasmiaans,
Sociniaans (naast
Sociaans, van
Socinus). Verder treedt -aans op in
Elizabethaans. Woorden op sjwa verliezen die klank en krijgen er
-iaans voor in de plaats:
Gezelliaans,
Marcusiaans
. Onregelmatige vormen zijn
Ciceroniaans,
messiaans. Een afleiding volgens dit type van de eigennaam
Luther is ongebruikelijk. In plaats daarvan gebruikt men
Luthers
.
Hebben dergelijke woorden op -(i)aans de betekenis '(als) van
de volgelingen of aanhangers van -', dan kunnen ze beschouwd worden als
zijnde afgeleid van een substantief op -(i)aans
. Voor afleidingen op -(i)aans van geografische namen zie
de lijst met aardrijkskundige namen .
Adjectieven van het hier genoemde type worden gewoonlijk alleen attributief
gebruikt, bijv.
Wagneriaanse taferelen
,
de franciscaanse armoede
,
de Juliaanse kalender
,
de Elizabethaanse muziek
('uit de tijd van Elizabeth i', d.i. uit de Engelse
renaissance).
|
|