Werkwoordsstam + substantief
 
[ 12·3·2·6 ]
 
Volgens dit procédé kunnen productief samenstellingen gevormd worden. Het accent ligt op het eerste lid.
     Er kunnen zich verschillende betekenisverhoudingen voordoen bij dit soort samenstellingen (actief, passief, enzovoort). De betekenis is steeds te omschrijven door middel van een substantief (het tweede lid) en een betrekkelijke bijzin: (een) gloeilamp is bijv. te omschrijven als '(een) lamp die gloeit', en (een) slaapkamer als '(een) kamer waarin men slaapt'. Naar de aard van de betekenisverhouding kunnen een aantal subcategorieën onderscheiden worden:

[1]  een type met een actieve betekenis ('het substantief doet wat het werkwoord uitdrukt'), bijv.:

antwoordapparaat, dekhengst, druppelkraan, gloeilamp, kleefkruid, koopman, sleepboot, snuffelpaal, waakhond, wasautomaat.



[2]  een type met een passieve betekenis, ter uitdrukking van een bestemming of doel ('het substantief is bestemd om gebruikt te worden om te...'), bijv.:

leeszaal, ligweide, offset-machine, parkeerterrein, schrijftafel, slaapkamer, sleepnet, smeerworst, zoeklicht.

Hierbij sluiten zich wellicht ook huurwet en (anti-)kraakwet aan ('wet gericht op het huren, respectievelijk tegen het kraken'). Een bijzonderheid bij dit type is dat samen met de werkwoordsstam soms een voorwerp in het eerste lid mee opgenomen is bijv. aardappelschilmesje, koffiezetapparaat.

[3]  een type met een passieve betekenis, waarmee het resultaat van een werking uitgedrukt wordt, bijv.:

breiwerk, droogbloemen, hakhout, rookworst, scheerwol, stamppot, strijkgoed, vulkoek.


Sommige van de hier gegeven voorbeelden kunnen op meer dan één manier geïnterpreteerd worden. Verder zijn er nog allerlei andere verhoudingen mogelijk die niet zo duidelijk onder de genoemde subtypes onder te brengen zijn, bijv. niesbui ('bui waarbij men niest'), spreektalent ('talent om te spreken': middel).
     In samenstellingen die volgens het hier besproken procédé gevormd worden, kan een enkele keer een tussenklank -s- tussen de twee leden komen, bijv. scheidsmuur, scheidsrechter, zegsman glijbaan; rijbewijs, doorrijhoogte, voorrijtarief; voorsnijmes; wijbisschop, wijwater etenstijd, lijdensweg, uitgaansverbod, varensgast, zienswijze .
     Bij de werkwoorden glijden, rijden, snijden en samenstellingen daarmee , benevens wijden, valt de slot-d van de stam weg in substantivische samenstellingen, bijv. glijbaan; rijbewijs, doorrijhoogte, voorrijtarief; voorsnijmes; wijbisschop, wijwater .
     Van het werkwoord staan doet de infinitief dienst als eerste lid van een samenstelling, bijv. staanplaatsen (in een bus of tram) en staangeld, maar soms komt de stam als eerste lid voor, bijv. in stahoogte ('hoogte waaronder men nog kan staan'). Daarnaast komen nog enkele andere samenstellingen voor met een infinitief als eerste lid; hierbij treedt -s- als tussenklank op, bijv. etenstijd, lijdensweg, uitgaansverbod, varensgast, zienswijze . Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina