|
·
op basis van een adjectief, bijv.:
bangerd,
dikkerd,
lelijkerd,
leukerd,
lomperd,
stommerd,
vluggerd;
gierigaard,
lafaard,
snoodaard,
valsaard,
wreedaard.
Naast goed bestaat als afleiding
goeierd.
De betekenis van deze afleidingen is 'iemand die de door het adjectief
genoemde eigenschap bezit'. Voor de distributie van -aard en
-erd kunnen we geen precieze regels geven. Over het algemeen
is in de standaardtaal -erd productief (maar na een
grondwoord op -ig treedt altijd -aard op),
-aard is dat alleen in
regionaal taalgebruik
, met name in Belgisch Nederlands (
lelijkaard,
nieuwsgierigaard, enz.). Vergelijk verder met afleidingen op
-erik
en -ling
.
·
op basis van een werkwoordsstam, bijv. de nomina agentis:
geeuwerd
gluiperd
knoeierd
sufferd
Het procédé is niet productief.
|