|
|
buiten-
|
[ 12·2·2·2·ii·7 ]
|
|
Het gebruik van buiten bij scheidbare werkwoorden is beperkt
tot gevallen als
buitenkomen,
buitensluiten,
buitenstrompelen,
buitenwerpen,
buitenzetten
, waarin het bijwoord een richting of een plaats aanduidt. Het procédé is
niet productief.
Opmerking 6
|
Ten aanzien van een omschrijving met naar buiten
vergelijke men bij binnen-
. Deze omschrijvingsmogelijkheid bestaat niet bij een werkwoord als
zetten, bijv.:
|
(ia)
|
Wil je de vuilniszak buitenzetten?
|
|
(ib)
|
Wil je de vuilniszak naar buiten zetten?
<<uitgesloten>>
|
Een andere omschrijvingsmogelijkheid bij sommige werkwoorden is:
eruit gooien,
eruit slaan, enz. in plaats van
buitengooien,
buitenslaan, enz.
Regionaal (met name in Belgisch Nederlands)
komen voor
buitengaan ' naar buiten gaan' en
buitenvliegen ' eruit gegooid worden'.
|
|
|
|
|
|