Met een substantief als grondwoord
 
[ 12·2·1·3·7·b ]
 
Er kunnen twee groepen onderscheiden worden.

[1]  In combinatie met een substantief vormt het voorvoegsel ver- overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden met als betekenis: 'maken, respectievelijk worden tot datgene wat het substantief noemt'. Het procédé is productief. Voorbeelden zijn:

verafgoden, verassen, verhouten, verkalken, vernikkelen, versuikeren, verzanden.

Met dit procédé kan men bijv. ook vormen verseksen en vertrossen (van het letterwoord tros), als in:

(9) Volgens sommigen is de hele literatuur- en filmwereld versekst.
(10) Hij wil niet alle omroepen laten vertrossen.

Zie verder .

[2]  Tot een andere, niet-productieve, groep behoren gevallen die een verwisselen of anders maken betekenen (vergelijk ), zoals verbedden, verhuizen, verjaren, vertalen .

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina