|
[1]
In combinatie met een substantief vormt het voorvoegsel ver-
overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden met als betekenis: 'maken,
respectievelijk worden tot datgene wat het substantief noemt'. Het procédé
is productief. Voorbeelden zijn:
verafgoden,
verassen,
verhouten,
verkalken,
vernikkelen,
versuikeren,
verzanden.
Met dit procédé kan men bijv. ook vormen
verseksen en
vertrossen (van het letterwoord tros), als in:
|
(9)
|
Volgens sommigen is de hele literatuur- en filmwereld versekst.
|
|
(10)
|
Hij wil niet alle omroepen laten vertrossen.
|
Zie verder
.
[2]
Tot een andere, niet-productieve, groep behoren gevallen die een
verwisselen of anders maken betekenen (vergelijk
), zoals
verbedden,
verhuizen,
verjaren,
vertalen
.
|