Met een werkwoord als grondwoord
 
[ 12·2·1·3·7·a ]
 
Bij dit type kunnen vier groepen onderscheiden worden.

[1]  Een groot aantal werkwoorden die met het voorvoegsel ver- van andere werkwoorden afgeleid worden, geven aan dat 'de door het grondwoord genoemde werking een negatief resultaat heeft voor het daarbij genoemde object'. Het door het lijdend voorwerp aangeduide wordt tenietgedaan, beschadigd of verspild door de genoemde werking. Zo kan (tijd) verreizen in de zin:

(8) Door dat voortdurende heen en weer rijden verreis je wel veel kostbare tijd.

omschreven worden als 'door te reizen verdoen'. In de genoemde betekenis is het procédé productief. Andere voorbeelden van op die manier gevormde overgankelijke werkwoorden zijn - we geven er steeds een lijdend voorwerp bij -:

(z'n tijd) verbabbelen, verboemelen; (papier) verbranden; (z'n geld) verdobbelen; (benzine) verrijden; (tijd) verknoeien, verpraten, verslapen; (z'n geld) versnoepen.

Onovergankelijk is het werkwoord verhongeren ('van honger omkomen').

[2]  Nauw verwant met de eerste groep zijn de werkwoorden die aanduiden dat de werking die door het grondwoord genoemd wordt, een ongewenst of onbedoeld resultaat heeft. Zo betekent zich verrekenen ' zo rekenen dat het fout is'. Met deze betekenis is het procédé alleen productief ter vorming van wederkerende werkwoorden. Voorbeelden zijn:

zich vergissen (= 'verkeerd gissen, raden'), zich verlezen, zich verrijden, zich verslapen, zich verspreken, zich vertillen, zich vertypen.

Bij deze groep sluiten zich qua betekenis niet-wederkerende afleidingen aan als vergroeien, verdraaien, verleiden .
     Vergelijk ook met samenstellingen die als eerste lid mis- of over- hebben.

[3]  Een derde groep vormen de overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden met ver- die een verwijdering aangeven, veroorzaakt door de werking die het grondwoord noemt. Tot dit niet-productieve type behoren: verbannen, verdrijven, verjagen, verstoten, vervliegen, vervloeien en verwaaien .

[4]  Als vierde groep moeten een tamelijk groot aantal overgankelijke werkwoorden vermeld worden die een 'veranderen' aanduiden. Ze geven aan dat door de in het grondwoord genoemde werking het door het lijdend voorwerp (in enkele gevallen het onderwerp) aangeduide op een andere plaats terechtkomt of dat het een ander uitzicht krijgt. Zo betekent (de bloemen) verschikken: 'door schikken van plaats veranderen, verwisselen'. Voorbeelden van deze onproductieve groep zijn verder:

verbouwen (bijv. van een huis), verboeken, verhangen (bijv. van een schilderij), verhuizen, (zich) verkleden, verknippen, verplanten, verschuiven, vervormen, verzetten.

Heel wat van de tot dusver genoemde afleidingen hebben een pejoratieve betekenis. Dat is ook het geval bij niet tot de vermelde groepen te rekenen werkwoorden als verachten, verdenken, verraden en verwensen .
     Niet tot één van de besproken groepen behoren voorts woorden als verbouwen (van gewassen), verwerven, vereisen, vermissen , evenals werkwoorden waarvoor (synchroon) geen ongeleed grondwoord aan te wijzen is, zoals verbazen, verdedigen, verdwijnen, vergeten, verliezen, vernielen . Opmerking 3



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina