|
[1]
Een groot aantal werkwoorden die met het voorvoegsel ver- van
andere werkwoorden afgeleid worden, geven aan dat 'de door het grondwoord
genoemde werking een negatief resultaat heeft voor het daarbij genoemde
object'. Het door het lijdend voorwerp aangeduide wordt tenietgedaan,
beschadigd of verspild door de genoemde werking. Zo kan (tijd)
verreizen in de zin:
|
(8)
|
Door dat voortdurende heen en weer rijden verreis je wel veel
kostbare tijd.
|
omschreven worden als 'door te reizen verdoen'. In de genoemde betekenis
is het procédé productief. Andere voorbeelden van op die manier gevormde
overgankelijke werkwoorden zijn - we geven er steeds een lijdend voorwerp
bij -:
(z'n tijd) verbabbelen,
verboemelen;
(papier) verbranden;
(z'n geld) verdobbelen;
(benzine) verrijden;
(tijd) verknoeien,
verpraten,
verslapen;
(z'n geld) versnoepen.
Onovergankelijk is het werkwoord
verhongeren ('van honger omkomen').
[2]
Nauw verwant met de eerste groep zijn de werkwoorden die aanduiden dat de
werking die door het grondwoord genoemd wordt, een ongewenst of onbedoeld
resultaat heeft. Zo betekent
zich verrekenen ' zo rekenen dat het fout is'. Met deze betekenis
is het procédé alleen productief ter vorming van wederkerende werkwoorden.
Voorbeelden zijn:
zich vergissen (= 'verkeerd gissen, raden'),
zich verlezen,
zich verrijden,
zich verslapen,
zich verspreken,
zich vertillen,
zich vertypen.
Bij deze groep sluiten zich qua betekenis niet-wederkerende afleidingen
aan als
vergroeien,
verdraaien,
verleiden
.
Vergelijk ook met samenstellingen die als eerste lid mis-
of over-
hebben.
[3]
Een derde groep vormen de overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden
met ver- die een verwijdering aangeven, veroorzaakt door de
werking die het grondwoord noemt. Tot dit niet-productieve type behoren:
verbannen,
verdrijven,
verjagen,
verstoten,
vervliegen,
vervloeien en
verwaaien
.
[4]
Als vierde groep moeten een tamelijk groot aantal overgankelijke
werkwoorden vermeld worden die een 'veranderen' aanduiden. Ze geven aan
dat door de in het grondwoord genoemde werking het door het lijdend
voorwerp (in enkele gevallen het onderwerp) aangeduide op een andere
plaats terechtkomt of dat het een ander uitzicht krijgt. Zo betekent
(de bloemen) verschikken: 'door schikken van plaats veranderen,
verwisselen'. Voorbeelden van deze onproductieve groep zijn verder:
verbouwen (bijv. van een huis),
verboeken,
verhangen (bijv. van een schilderij),
verhuizen,
(zich) verkleden,
verknippen,
verplanten,
verschuiven,
vervormen,
verzetten.
Heel wat van de tot dusver genoemde afleidingen hebben een pejoratieve
betekenis. Dat is ook het geval bij niet tot de vermelde groepen te
rekenen werkwoorden als
verachten,
verdenken,
verraden en
verwensen
.
Niet tot één van de besproken groepen behoren voorts woorden als
verbouwen (van gewassen),
verwerven,
vereisen,
vermissen
, evenals werkwoorden waarvoor (synchroon) geen ongeleed grondwoord aan te
wijzen is, zoals
verbazen,
verdedigen,
verdwijnen,
vergeten,
verliezen,
vernielen
.
Opmerking 3
|
Tot categorie 7a kunnen we ook de werkwoorden rekenen die
beginnen met veront-:
verontreinigen,
verontrusten en
verontwaardigen
.
|
|
|