Met een adjectief als grondwoord
 
[ 12·2·1·3·7·c ]
 
Door middel van ver- kunnen van adjectieven overgankelijke en onovergankelijke werkwoorden afgeleid worden met respectievelijk de betekenis '(in nog grotere mate) maken of worden wat het adjectief noemt'. Zo kan verharden zowel de betekenis 'hard(er) worden' krijgen, bijv. in verharde sneeuw of in de zin:

(11) Cement verhardt ook onder water.

als de causatieve betekenis 'hard(er) maken', bijv. in een weg verharden of in de zin:

(12) Ze hebben hun standpunt verhard.

Niet alle afleidingen volgens dit productieve procédé zijn evenwel in de beide betekenissen gebruikelijk. Met name de eerste betekenis is minder algemeen. Werkwoorden als verkleinen en vergroten zijn alleen als overgankelijk werkwoord in gebruik (' kleiner respectievelijk groter maken'). In de eerste betekenis wordt in dergelijke gevallen een omschrijving gebruikt, bijv. in plaats van verkleinen:

(13) Bij fel licht worden de pupillen kleiner.

Toch kunnen bij dit alles streekgebonden verschillen optreden. Een zin als (14), waarin het werkwoord de betekenis 'aankomen, dikker worden' heeft (gezegd van personen) is alleen in regionaal taalgebruik (met name in Belgisch Nederlands) gangbaar:

(14) Ik ben de laatste jaren verdikt.   <regionaal>

Voorbeelden van volgens dit procédé gevormde werkwoorden zijn voorts:

veraangenamen, verarmen, verburgerlijken, verdubbelen, vergelen, vermooien, versimpelen, vervlaamsen, vervroegen, verzwaren.

Een voorbeeld met de betekenis 'adjectief + worden', waarin het grondwoord een geografisch adjectief is, is een werkwoord als vergrieksen in de zin:

(12) Ze hebben hun standpunt verhard.

In een aantal gevallen dient een vergrotende trap als grondwoord: en het overdrachtelijke verwijderen (vergelijk met verwijden). Opmerking 4


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina