|
|
Inleiding
|
[ 9·3·1 ]
|
|
Het is niet goed mogelijk een volledige inventarisatie van de Nederlandse
voorzetsels in ruimere zin te geven. Ten aanzien van de
achtergeplaatste voorzetsels, de combinaties van twee voorzetsels en de
voorzetseluitdrukkingen is aangetoond dat de status van deze categorieën
niet geheel duidelijk is
.
Voor de voorzetsels in eigenlijke zin geldt iets overeenkomstigs: zo wordt
het woord
staande in de verbinding
staande de vergadering
in dit boek als een voorzetsel beschouwd, maar het is natuurlijk ook op te
vatten als een tegenwoordig deelwoord van het werkwoord staan,
dat in de genoemde verbinding dan op een bijzondere manier gebruikt wordt
(absolute constructie). Anderzijds zijn woorden die in sommige grammatica's
als 'voorzetsel' aangemerkt worden omdat ze in
voorkomende gevallen meestal vervangbaar zijn (zie (1) en
(2)) door een 'typisch voorzetsel', zoals
als (aan het begin van een bepaling van gesteldheid (voorbeeld
(1)),
behalve (voorbeeld (2)),
alvorens (voorbeeld (3)) en
teneinde (voorbeeld (4)), hier niet als zodanig
beschouwd. Wij spreken in deze gevallen van voegwoorden (ook
voor in (3b) en om in
(4b) worden als voegwoorden beschouwd). Vergelijk de
voorbeelden in (1) t/m (4):
|
(1a)
|
Hij is benoemd als burgemeester.
|
|
(1b)
|
Hij is benoemd tot burgemeester.
|
|
(2a)
|
Behalve ik was er niemand.
|
|
(2b)
|
Buiten mij was er niemand.
|
|
(3a)
|
Alvorens de vergadering te openen, richtte de voorzitter het
woord tot de jubilaris.
|
|
(3b)
|
Voor de vergadering geopend werd, richtte de voorzitter het
woord tot de jubilaris.
|
|
(4a)
|
Teneinde de kosten te drukken ging hij op de fiets.
|
|
(4b)
|
Om de kosten te drukken ging hij op de fiets.
|
Evenmin is het mogelijk het gebruik van de voorzetsels hier enigszins
volledig te beschrijven. De meeste voorzetsels kunnen op verschillende,
soms zeer verschillende manieren gebruikt worden. Bovendien kan dezelfde
betekenis (bijv. een ruimtelijke relatie) door meer voorzetsels worden
uitgedrukt (bijv.
in en
op), die soms wel, maar meestal niet onderling verwisselbaar zijn,
zonder dat daarvoor duidelijke regels gegeven kunnen worden. Een naar
volledigheid strevende beschrijving van dit alles zou de omvang van dit
hoofdstuk onevenredig doen uitdijen. Het geven van informatie over
betekenis en gebruik van voorzetsels is veel meer de taak van een
woordenboek, of van een afzonderlijke studie over dit onderwerp, dan van
een spraakkunst.
In de ANS komen betekenis en gebruik van voorzetsels vooral aan de orde bij
de behandeling van de voorzetselconstituent
en de zinsdelen en
zinsdeelstukken waarin voorzetsels kunnen voorkomen. Dit zijn met name:
|
·
het indirect object (i.e. meewerkend voorwerp met aan of
belanghebbend voorwerp met voor
;
·
het voorzetselvoorwerp
;
·
de door-bepaling of het handelend voorwerp (alleen
door
;
·
de bepaling van gesteldheid
;
·
de bijwoordelijke bepalingen
;
·
de bijvoeglijke bepaling
.
|
In de andere subparagrafen van dit onderdeel worden de voornaamste
voorzetsels opgesomd en elk van een of meer gebruiksvoorbeelden voorzien.
Verder worden enkele opmerkingen toegevoegd, die in principe van
grammaticale, niet van lexicale aard zijn.
|
|
|
|