Gebruik van de verbogen vorm
 
[ 6·4·1·2·ii ]
 
De verbogen vorm (met sjwa) treedt op in de volgende gevallen:

[A]  Bij een attributief, als bijvoeglijke voorbepaling gebruikt adjectief:

[1]  in combinatie met een de-woord (zoals de fiets, de wijn, de vrouw ), bijv.:

de groene fiets, onze groene fiets, een groene fiets; goede wijn, welke rode wijn ook, zulke lekkere wijn; die volslanke vrouw, Jans toekomstige vrouw;



[2]  in combinatie met een substantief in het meervoud, bijv.:

leuke boeken, grote jongens, stille kinderen, alle oude voorwerpen, geen grijze wolken, drie bruine flessen, dergelijke bruine flessen, vele interessante gegevens;



[3]  vrijwel altijd (maar zie ) in combinatie met een het-woord (zoals het bier, het huis, het kind ) in het enkelvoud, wanneer het adjectief voorafgegaan wordt door het, dit, dat, een bezittelijk voornaamwoord of een vooropgeplaatste genitief (of een equivalent daarvan), bijv.:

het lekkere bier, dit lekkere bier; dat oude huis, hun oude huis; jullie jongste kind, Jans lieve kind, Jan z'n oudste kind; haar zwarte paard.




[B]  Bij zelfstandig gebruikte adjectieven gelden dezelfde regels als onder [a], bijv.:

de groene fiets en de zwarte, zure melk en verse, die dikke plank of die dunne, jonge mensen en oude, enkele belangrijke gegevens en minder belangrijke, jullie kleinste kind of jullie grootste.



[C]  In de overtreffende trap na het ('t), bijv.:

(1a) Dat was 't leukste.
(2a) Die weg is het mooiste.

In dit geval kan echter ook de onverbogen vorm gebruikt worden :

(1b) Dat was 't leukst.
(2b) Die weg is het mooist.



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina