|
|
Met ingesloten antecedent
|
[ 5·8·5·2·ii ]
|
|
Met betrekking tot personen is wie het meest gebruikelijke
betrekkelijke voornaamwoord met ingesloten antecedent. De betrekkelijke
bijzin met wie verwijst in dit geval nooit, behalve bij
pseudo-gekloofde zinnen zoals (6) en (7),
naar een bepaalde, specifieke persoon, maar naar personen in het algemeen.
Het antecedent kan geëxpliciteerd worden door middel van de voornaamwoorden
hij of zij (in algemene zin gebruikt), of, met
versterking van de veralgemenende betekenis, door middel van woorden als
ieder, allen, enz., welke woorden gevolgd worden
door die. Een voorbeeld (met daarbij alternatieve
mogelijkheden) is:
|
(1a)
|
Wie steelt is een dief.
|
|
(1b)
|
Hij/Ieder die steelt is een dief.
|
|
(1c)
|
Zij/Allen die stelen zijn dieven.
|
Andere voorbeelden:
|
(2)
|
Wie geen stoel krijgt, moet maar staan.
|
|
(3)
|
Wie niet horen wil, moet voelen.
|
|
(4)
|
Wie zoet is, krijgt lekkers.
|
De veralgemenende betekenis kan ook versterkt worden door
toevoeging van al als voorbepaling:
|
(1d)
|
Al wie steelt is een dief.
|
|
(5)
|
Wees vriendelijk voor al wie je ontmoet.
|
Een apart type vormen de betrekkelijke bijzinnen in pseudo-gekloofde zinnen:
|
(6)
|
Wie wel juichte, was Teng.
|
|
(7)
|
Wie natuurlijk veel te laat was, was mijn broer.
|
Met die bijzinnen worden dezelfde personen bedoeld als die aangeduid door
het onderwerp van de rompzin. Wie kan in deze zinnen
niet vervangen worden door combinaties met geëxpliciteerd
antecedent, zoals hij die, ieder die, enz.
Opmerking
|
Het betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent wie
is soms moeilijk te onderscheiden van het vragend voornaamwoord
wie in bijzinnen. Vergelijk:
|
(ia)
|
Wie op de achterste bank had gezeten, was onbekend.
|
|
(iia)
|
Wie op de achterste bank had gezeten, was door z'n onrustig gedrag
opgevallen.
|
Zin (ia) kan ook weergegeven worden als:
|
(ib)
|
Het was onbekend wie op de achterste bank had gezeten.
|
Hier is wie een vragend voornaamwoord dat niet door
hij die vervangen kan worden. Dat is wel het geval in
zin (iia), die als volgt kan luiden:
|
(iib)
|
Hij die op de achterste bank had gezeten, was door z' n onrustig gedrag
opgevallen.
|
|
|
|
|
|
|